Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 8 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
De Middeleeuwen
3. Monniken en Ridders
Slide 2 - Diapositive
Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Slide 3 - Diapositive
Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)
Slide 4 - Diapositive
Controle vragen
1. Ik kan beschrijven wat de gevolgen van de val van het West-Romeinse Rijk zijn
2. Ik kan beschrijven wat het leenstelsel is en wat leenmannen zijn
3. Ik kan het hofstelsel en horigheid beschrijven
Slide 5 - Diapositive
Na de val van het Romeinse Rijk
De Romeinse wegen werden niet meer onderhouden, zodat het lastig werd om te reizen.
Er bleven weinig mensen over die konden lezen en schrijven.
Geld was er eigenlijk niet meer en daarom ontstond er ruilhandel.
Veel mensen trekken weg uit de steden
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Karel de Grote
(742-814)
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Frankische rijk
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Ridders
In de middeleeuwen (500-1500) waren ridders het krachtigste onderdeel van van de legers in Europa
De eerste ridders waren soldaten uit de legers van de edelen
Zij moesten zich ridderlijk gedragen:
moedig, trouw en rechtvaardig
Zij moesten zorgen voor orde en veiligheid
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
Hij moest trouw zweren aan de koning;
Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen;
Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.
Slide 15 - Diapositive
Het leenstelsel
Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
Daarom kreeg hij hulp van leenmannen: mannen die met hem meevochten
Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen.
Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme
Slide 16 - Diapositive
Aantekeningen
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Leenstelsel
Slide 19 - Diapositive
Het Frankische Rijk valt uiteen
Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!
Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...
Slide 20 - Diapositive
De verdeling van het Frankische rijk
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Hofstelsel (1)
Een dorp met landbouwgrond heette een domein
De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.
Hij woonde soms in een donjon, een soort kasteel en soms in een vroonhof, de grote boerderij van de heer in het dorp
Slide 23 - Diapositive
Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.
Slide 24 - Diapositive
Hofstelsel (2)
In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.
Het ene deel van de grond was verpacht (verhuurd) aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen)
De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer.
Slide 25 - Diapositive
Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer (de heer)
De heer geeft
Bescherming
Landbouwgrond
In ruil geeft de boer:
Deel van oogst
Herendiensten
Horigen
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Vidéo
Slide 28 - Diapositive
Wat is een goed voorbeeld van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.
Slide 29 - Quiz
Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.
Is deze uitspraak goed of fout? De man helemaal rechts op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout
Slide 30 - Quiz
Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.
Is deze uitspraak goed of fout? De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout
Slide 31 - Quiz
Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.
Slide 32 - Quiz
1. Karel de Grote woonde in Duitsland. 2. Hij hoorde bij de Franken.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed
Slide 33 - Quiz
1. Karel werd in 900 koning 2. Karel werd ook tot keizer gekroond.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed
Slide 34 - Quiz
Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout
Slide 35 - Quiz
De leenheer beloofde de leenman met raad en daad bij te staan.
A
Goed
B
Fout
Slide 36 - Quiz
De middeleeuwen beginnen in het jaar
A
200
B
400
C
1500
D
500
Slide 37 - Quiz
Een leenman splitste vaak zijn land weer in kleinere stukken land in leen aan lagere edelen.