DHV2R 27 oktober werkwoordspelling

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welkom DHV2R
Stop je mobieltje weg en pak je leesboek erbij!

Deze les:
Lezen
Over de verwerkingsopdracht Bizar krantenbericht
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig werken

Slide 2 - Diapositive

Lezen
Ga 10 minuten voor jezelf in stilte lezen.
Let op: boekopdracht 1 deadline 5 nov (zie Classroom)
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Verwerkingsopdracht Bizar krantenbericht
Bij een M (matig) ga je samen aan de hand van de feedback in Classroom jullie krantenbericht verbeteren. 

De verbeterde versie leveren jullie uiterlijk vrijdag 30 oktober in.

Bij een V (voldoende) mag je hem samen verbeteren om eventueel een G (goed) te behalen.

Slide 4 - Diapositive

Werkwoordspelling
Welke werkwoordstijden ken je? 

Wat moet je doen bij elke werkwoordstijd die je kent?


Slide 5 - Diapositive

Tegenwoordige tijd (ott)
1. Enkelvoud: ik erbij of jij/je erachter: alleen de ik-vorm
    Ik raad het antwoord. Raad jij/ je het antwoord?
  
  Anders --> ik-vorm + t
    Jij/je raadt het antwoord. Raadt hij/zij/ze/u het antwoord? 

2. Meervoud: hele werkwoord (infinitief) 
    Wij raden het antwoord. 

Slide 6 - Diapositive

Verleden tijd (ovt) 
1.  Hij .................. (stappen) naar de politie.
2. Je ................... (betalen) veel voor de nieuwste IPhone.
3. Ik ................... (lusten) vroeger geen spruitjes.
4. De kaarsen .................... (branden) nog geen uur. 
5. Ik ..................... (bijten) in het vlees.
6. Hij ....................... (vinden) hockey leuk. 

Vul bovenstaande werkwoorden in in de verleden tijd. 
timer
3:00

Slide 7 - Diapositive

Verleden tijd (ovt)
1. Sterke werkwoorden: veranderen in de vt van klank 
2. Zwakke werkwoorden: veranderen in de vt niet van klank.
Gebruik 'T (E)X-K(O)FSCH(I)P. Kijk naar de laatste letter voor -en (de stam) van het werkwoord: 
- Laatste letter in 't (e)x-k(o)fsch(i)p -> ik-vorm tt + te(n)
- Anders -> ik-vorm tt + de(n)

Bijvoorbeeld: douchen -> zij douchte (ovt)


Slide 8 - Diapositive

Voltooid deelwoord (vd)
- Staat altijd een vorm van hebben, zijn of worden bij.
- Het vd van sterke werkwoorden eindigt meestal op -en:
   kijken-gekeken; stelen-gestolen
- Het vd van zwakke werkwoorden eindigt op -t of -d. De juiste letter bepaal je net als in de vt met 't (e)x-k(o)fsch(i)p:
   kussen -> hij kuste (pvvt); hij heeft gekust (vd) 
   verhuizen -> wij verhuisden (pvvt); wij zijn verhuisd (vd) 
- Onvoltooid deelwoord (od) spel je als infinitief + d
   zingen + d -> zij gaan zingend de klas in. 

Slide 9 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (vd/od)
- Soms moet je een -e achter het woord zetten. Spel het bn zo kort en eenvoudig mogelijk:
   verbranden - verbrand (vd) -> de verbande (bn) hand (niet verbrandde)
   vergroten - vergroot (vd) -> de vergrote (bn) kamer (niet vergroote)
- Soms moet je voor de uitspraak -tt of -dd schrijven:
   bekladden - beklad (vd) -> het bekladde (bn) behang (niet beklade)
- Vd die eindigen op -en, veranderen niet als je als bn gebruikt. De -n blijft dus staan:
   verliezen - verloren (vd) -> de verloren (bn) zoon

Slide 10 - Diapositive

Werkwoordstijden
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): Guus maakt een tekening.
Onvoltooid verleden tijd (ovt): Guus maakte een tekening.

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt): Guus heeft een tekening gemaakt.
Voltooid veleden tijd (vvt): Guus had een tekening gemaakt. 

Slide 11 - Diapositive

Weektaak
Ga zelfstandig aan de slag op je Chromebook met De Brug: werkwoordspelling. 
Je maakt opdracht 1 t/m 5 van De Brug: werkwoordspelling.

De weektaak is voor volgende week woensdag het 3e uur af. 


Slide 12 - Diapositive