Examen schrijven & lezen/luisteren - les 3

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 3

Examenvoorbereiding 

Nederlands 

Schrijven

Lezen/luisteren

Nederlands

Lezen/luisteren:

Herhaling

Intensief lezen

Standpunt & argument

Schrijven:

Betoog verder afmaken

Berekening diplomacijfer Nederlands

lezen en luisteren (COE) 

50%

spreken

gesprekken schrijven

50%

+

: 2

* Niveau 3F (havo/mbo niveau 4)

* Lezen/luisteren

* Schrijven

* Spreken/gesprekken

* #OO Examinering 2019-2020 Herman Brood Academie;

* Examenbureau

Lezen/luisteren

Welke tekstsoort?

1. informatieve tekst
2. betogende tekst
3. instructieve tekst
4. verhalende tekst

Welke tekstsoort?

1. informatieve tekst
2. overtuigende tekst
3. instructieve tekst
4. verhalende tekst

Welke tekstsoort?

1. informatieve tekst
2. betogende tekst
3. instructieve tekst
4. verhalende tekst

Welke tekstsoort?

1. informatieve tekst
2. betogende tekst
3. instructieve tekst
4. verhalende tekst

Welke tekstvorm hoort bij het tekstdoel ' overtuigen'.

1. ingezonden brief
2. reclamefolder
3. nieuwsbericht
4. roman

Welk van de onderstaande teksten heeft als voornaamste doel om te informeren?

1. gedicht
2. anekdote
3. handleiding
4. nieuwsbericht

Welk van de onderstaande teksten heeft als voornaamste doel om te informeren?

1. gedicht
2. anekdote
3. handleiding
4. nieuwsbericht

Lees de tekst.

Wat is het doel van de tekst?

1. informeren
2. amuseren
3. overtuigen
4. activeren

Het onderwerp en de hoofdgedachte zijn hetzelfde

1. Waar
2. Niet waar

Als je de betekenis van een woord in een tekst niet kent, kan je....

1. Het overslaan
2. De vraag niet beantwoorden
3. De zin ervoor en erna lezen
4. Het vragen aan je buurvrouw/buurman

 Opdracht: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?

1. ze - aan
2. aan - met
3. toen - haal
4. eerst - toen

 Welk woord hoort op het stippellijntje?

 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  

 zinnen en alinea’s.

 

 Vraag 1 van 6

1. leestekens
2. teksten
3. verbanden
4. regels

 Hoe noem je woorden die wijzen op een 

 verband tussen zinnen of alinea’s?

 Vraag 2 van 6

1. trefwoorden
2. synoniemen
3. signaalwoorden
4. uitdrukkingen

 Op welk tekstverband wijzen de   

 signaalwoorden maar, toch en echter?

 Vraag 3 van 6

1. opsomming
2. tegenstelling
3. reden
4. conclusie

 Op welk tekstverband wijzen de   

 signaalwoorden want en omdat?

 Vraag 4 van 6

1. opsomming
2. conclusie
3. tegenstelling
4. reden

 Om welk tekstverband gaat het hier?

 Ik kreeg een hapje en een drankje. 

 Vraag 6 van 6

1. reden
2. opsomming
3. oorzaak-gevolg
4. tegenstelling

 Op welk tekstverband wijzen de  

 signaalwoorden daardoor en zodat?

 Vraag 5 van 6

1. oorzaak-gevolg
2. opsomming
3. conclusie
4. tegenstelling

 Opdracht 

“Wanneer het volle maan is  

 en de maan het  dichtst bij  

 de aarde staat ...” Van welk  

 tekstverband is hier sprake? 

1. volgorde in tijd
2. tegenstelling
3. oorzaak-gevolg
4. opsomming

 Welk signaalwoord dat wijst op 

 het tekstverband oorzaak-gevolg 

 staat in zowel zin 4 als 7?

 Opdracht

Signaalwoord

Geen signaalwoord

 

   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Tekstverband = uitleg

Tekstverband = opsomming

Tekstverband = tegenstelling

 

   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Vragen over tekstindeling

opdracht 2

- onderwerp

- alinea's

- deelonderwerpen

- signaalzin

ander tussenkopje bedenken

- aantal alinea's slot

- aansporing, advies, conclusie, oplossing, samenvatting

Lezen/luisteren

Om je goed voor te bereiden op het examen lezen en luisteren, focussen we ons iedere week op een ander thema.

Deze week: Intensief lezen / standpunt & argument

Starttaal online 3F – Opbouwopdrachten

Lezen:

- Intensief lezen: opdracht 1

- Standpunt & argument herkennen: opdracht 4

Luisteren:

- Intensief luisteren: opdracht 1

Schrijfvaardigheid

Schrijfvaardigheid 3F

Zakelijke e-mail

Betoog

Een mail schrijven over een onderwerp dat gegeven wordt.

Je schrijft de mail naar een bepaalde organisatie.

Een betoog is een artikel waarin je de lezer van je standpunt overtuigt door een of meer geldige argumenten voor het standpunt te geven. Je kunt in een betoog ook een tegenargument noemen en ontkrachten.

Inleiding	- onderwerp introduceren - aandacht lezer trekken - benoemen stelling en standpunt
Kernalinea 1	Argument 1 uitwerken 'ten eerste', 'allereerst'
Kernalinea 2	Argument 2 uitwerken 'ten tweede', 'daarnaast', 'bovendien'
Kernalinea 3	Tegenargument uitwerken en direct weerleggen door goede ontkrachting
Slot	Conclusie geven 'dus', 'kortom'

Opbouw betoog

Betoog

Je hebt een stelling gekozen en je schrijfplan ingevuld. Als het goed is ben je gestart met je betoog.

Je gaat je betoog verder afmaken. Jouw betoog moet de volgende onderdelen bevatten:

• inleiding
• middenstuk (min. 2 argumenten voor en 1 argument tegen)
• slot