oefenen lezen/luisteren 1F

oefenen lezen/luisteren 1F
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

oefenen lezen/luisteren 1F

Slide 1 - Diapositive

Nederlands
Onderdeel lezen

Slide 2 - Diapositive

We gaan vandaag een lekkere tekst lezen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Waar denk je dat de tekst
over gaat?

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Diapositive

Welke woorden uit de tekst vind je moeilijk?

Slide 7 - Carte mentale

Wat is dit voor een soort tekst
A
informatief
B
overhalen (reclame)
C
instructie

Slide 8 - Quiz

Hoeveel tijd kost het om de pizza's te maken?
A
15 minuten
B
25 minuten
C
10 minuten
D
5 minuten

Slide 9 - Quiz

Wat betekent flinke in regel 5
A
stoere
B
blinkende
C
grote
D
verse

Slide 10 - Quiz

Waarom staat er bij topping 'bijvoorbeeld' ?

Slide 11 - Question ouverte

Welke zin komt eerst?
A
Snijd de courgette in plakken.
B
Beleg vervolgens de pizza.
C
Verwarm de oven op 200 graden
D
Besmeer de plakken met een laagje tomatensaus.

Slide 12 - Quiz

Welke zinnen zijn niet waar
(meerdere antwoorden)
A
Een van de ingrediënten is 1 flinke courgette
B
Voor de topping gebruik je een bakplaat met bakpapier
C
De oven moet voorverwarmd op 220 graden
D
De bereiding kost 15 minuten

Slide 13 - Quiz

Wat is een ander woord voor geheel?
(regel 22)
A
een gedeelte
B
helemaal

Slide 14 - Quiz

Wat is een courgette?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Nederlands
Onderdeel luisteren

Slide 16 - Diapositive

7

Slide 17 - Vidéo

00:19
Hoeveel eieren gaan er in de mix?
A
2
B
3
C
1

Slide 18 - Quiz

00:30
Waarom gebruikt ze havermelk?
A
Dat vindt ze lekker.
B
Ze heeft geen gewone melk in huis.
C
Dat is beter voor de pannenkoeken.

Slide 19 - Quiz

00:56
Waar ligt het aan of je 20 pannenkoeken of meer kunt bakken?
A
Hoe dik je pannenkoeken zijn.
B
Of je knoeit of niet.
C
Wie de pannenkoeken bakt.

Slide 20 - Quiz

01:24
Wat doet ze met het kwastje?

Slide 21 - Question ouverte

01:41
Hoe vaak smeert ze de pan in met boter?
A
Na elke pannenkoek.
B
Na vijf pannenkoeken.
C
Als de pan droog is.

Slide 22 - Quiz

01:47
Noem één soort beleg voor op de pannenkoek, volgens het filmpje.

Slide 23 - Question ouverte

01:24
Wat is belangrijk bij het beginnen met bakken?
A
Dat er veel boter in de pan zit.
B
Dat het vuur hoog staat.
C
Dat de pan goed heet is.

Slide 24 - Quiz