2HV les verbes-v2

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

2HV Les verbes

Je hebt eerder dit jaar een checklist gekregen waarop je moest aanvinken/ inkleuren wat je al wist.

Pak die lijst erbij en kijk hoeveel je al weet voor je deze lesson up gaat maken.

Vergelijk jouw checklist met deze basis.

Kon jij al veel vakjes aanvinken/ arceren?

Deze vertalingen/ vormen moeten nu bekend zijn.

Hierna kun je oefenen. 

Noteer de gevraagde vormen. Let goed op welke tijd en persoon worden gevraagd!

1. (parler, fut.proche): je ...............
2. (parler, passé composé): Marie...........

3. (mann., présent) zij ................(hebben)

1. elles sont
2. elles ont
3. ils sont
4. ils ont

4. (être présent) elles ..................

1. vont
2. ont
3. sont
4. font

5. Pierre et Corine .............(présent, aller)

Heb je het goed gedaan? Hier zie de antwoorden nog eens bij  elkaar. Daarna volgen nog wat vormen.

1. parler, fut.proche: je vais parler

2. parler, passé composé:  Marie a parlé
3. avoir, présent : Ils ont

4. être, présent:  elles sont

5. aller, présent:  Pierre et Corine vont

(avoir, passé composé) elle ..................
(vendre, passé composé) Juliette ........

(être, passé composé) Nous ..................
(faire, passé composé) Elles ......................

(aller, passé composé)
Marie et Sophie ...................

1. ont allées
2. vont aller
3. sont allé
4. sont allées

Hoe ging dat?

6. avoir, passé composé:             elle a eu

7. vendre, passé composé:         Juliette a vendu

8. être, passé composé :             Nous avons été

9. faire, passé composé:            elles ont fait

10. aller, passé composé:    Marie et Sophie sont allées

Zeg in welke tijd de vorm staat en vertaal:
vous allez faire

Zeg in welke tijd de vorm staat en vertaal:
Tu as été

Zeg in welke tijd de vormen staan en vertaal:
nous avons pris
il a voulu

Zeg in welke tijd de vorm staat en vertaal:
ils voulaient

wist je alle antwoorden?

11. vous allez faire  (f.proche): jullie gaan doen/maken

                                                of: u gaat doen/maken

12. Tu as été  (p.c. être): jij bent geweest

13.  nous avons pris  (p.c. prendre):

                          men heeft/we hebben genomen 

14.  il a voulu (p.c. vouloir): hij heeft gewild

15.  ils voulaient  (imparfait vouloir)  zij wilden

welke tijd? en vertaal de vorm:
jullie gaan vergeten

welke tijd? en vertaal de vorm:
zij is gegaan

welke tijd? en vertaal de vorm:
wij hebben verkocht

welke tijd? en vertaal de vorm:
zij willen

welke tijd? en vertaal de vorm:
ik kan/mag

Hoe ging dat?

16. jullie gaan vergeten = vous allez oublier

       (fut. proche: vorm van aller + hele ww.)

17. wij hebben verkocht = nous avons vendu/on a vendu

18. zij is gegaan  =  elle est allée (p.c. met hulpww. être            en onderw. is vrouwelijk dus + e)

19. zij willen  = ils/elles veulent (présent van vouloir)

20. ik kan/ mag = je peux (présent van pouvoir)

Op het volgende blad staat een lijst met de ww. door elkaar.

check -of je van allemaal de betekenis weet 

-of je weet bij welke groep ze horen (-onregelmatig of regelmatig? -er/-ir/-re?

-of je ze kunt vervoegen in de présent, de futur proche, de passé composé en de imparfait

-of je dan ook weet hoe je die vormen vertaalt.

Maak een lijstje van de betekenissen / tijden die je nog niet goed kent en oefen daar verder mee.

Tip:

welke zijn de 7 onregelmatige ww die we tot nu toe leerden? 

De overige zijn dan gemakkelijk in te delen in -er/ -ir /-re

(Aan het ww devoir (=moeten) uit ch 7 zijn we door corona niet toegekomen, dus dat vervalt)

vendre                                finir 

oublier                                détester 

prendre                              adorer

pouvoir                              commencer

habiter                               perdre

trouver                              travailler

grandir                              arriver

rougir                                 faire

écouter                             aller

chercher                           donner

entendre                          remplir

rendre                                avoir

choisir                                aimer

répondre                          regarder

organiser

parler 

attendre

réfléchir

remplir

devoir

vouloir

réussir

en natuurlijk....  être!

  

 

Werk nu zelf verder met je ww blad.

Noteer de vormen die je nog niet goed kent. 

Overhoor jezelf/ elkaar.

Je kunt er ook kaartjes van maken om die te oefenen (op de voorkant Frans, op de achterkant Nederlands).

Als er vormen zijn waarbij je je nog altijd vergist

oefen die dan (bijv. met www.verbuga.eu).

BONNE CHANCE!