12-3,4 EN 13-1: Werkwoordsvormen en werkwoordstijden EN toets voorbereiden

Welkom!
Leg je huiswerk alvast open neer.
Dat was op blz. 258 over voltooide en onvoltooide deelwoorden.
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Leg je huiswerk alvast open neer.
Dat was op blz. 258 over voltooide en onvoltooide deelwoorden.

Slide 1 - Diapositive

Welkom!

Lees de groene theorie op blz. 260.

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  •  kun je de werkwoordsvormen herkennen en gebruiken.
  • kun je de werkwoordstijden ott, ovt, vtt en vvt benoemen.

Slide 3 - Diapositive

Spelling: werkwoordsvormen en - tijden
Werkwoordsvormen en werkwoordstijden


ww-vormen
ww-tijden
- infinitief
- pvtt 
- pvvt
- vd
- od (bn)

- onvoltooid tegenwoordige tijd
- onvoltooid verleden tijd
- voltooid tegenwoordige tijd
- voltooid verleden tijd

Slide 4 - Diapositive

Werkwoordsvormen op een rijtje
PVTT 
Loop
PVVT 
Liep 
VD
Gelopen
OD
Lopend 
Inf
Lopen

Slide 5 - Diapositive

Wat valt je op?
Mevrouw Jeleskovic legt de opdracht uit.

Mevrouw Jeleskovic legde de opdracht uit.

Mevrouw Jeleskovic heeft de opdracht uitgelegd.

Mevrouw Jeleskovic had de opdracht uitgelegd.

Slide 6 - Diapositive

Werkwoordstijden
Een werkwoord kan verschillende 'tijden' hebben. Je gebruikt het ww op verschillende manieren. De manieren hebben een naam: werkwoordstijden

Er zijn vier verschillende werkwoordstijden: 

Slide 7 - Diapositive

Werkwoordstijden
OTT: onvoltooid tegenwoordige tijd
         Ik speel gitaar. 
VTT: voltooid tegenwoordige tijd
        Ik heb gitaar gespeeld.
OVT: onvoltooid verleden tijd
        Ik speelde gitaar. 
VVT: voltooid verleden tijd
       Ik had gitaar gespeeld.
Voltooide tijd: hulpwerkwoord (hebben of zijn) + voltooid deelwoord

Slide 8 - Diapositive

Stappenplan
Stap 1: Bepaal het gezegde.

Stap 2: Staat er een vorm van hebben of zijn + een voltooid deelwoord in de zin? Dit bepaalt de eerste letter. Voltooid (V) of Onvoltooid (O)

Stap 3: In welke tijd staat de persoonsvorm? Dit bepaalt de tweede letter.
Tegenwoordig (T) of Verleden (V).

Stap 4: Rond af met T voor tijd.

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld
Heb je het huiswerk al gemaakt?

  • Gezegde: heb gemaakt 
  • Heb + voltooid deelwoord (gemaakt): voltooid (V)
  • De persoonsvorm (heb) staat in de tegenwoordige tijd: tegenwoordig (T)
  • Sluit af met een T voor Tijd.
  •  VTT: voltooid tegenwoordige tijd

Slide 10 - Diapositive

Ik schrijf een brief.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 11 - Quiz

Erik wordt vandaag met de auto naar school gebracht.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 12 - Quiz

Ik had een brief geschreven.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 13 - Quiz

Het sneeuwde zaterdag urenlang.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 14 - Quiz

We hebben op straat geschaatst.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 15 - Quiz

Zelf aan de slag!
Blz. 260 en 261:
Opdracht 1, 2, 3 en 6.
Dan de mixopdrachten grammatica maken online:
paragraaf 5, 6, 13, 14.
- Klaar? Lezen. 
Overleg: boekopdracht inleveren. Moet eigenlijk volgende week, maar we gaan het iets later doen.




Slide 16 - Diapositive

Kun je dit nu?


  •  kun je de werkwoordsvormen herkennen en gebruiken?
  • kun je de werkwoordstijden ott, ovt, vtt en vvt benoemen?

Slide 17 - Diapositive

Week 13 maandag

Slide 18 - Diapositive

Welkom!
Vandaag:

Vragen stellen over de toets.
Oefenen.
Lezen.

Slide 19 - Diapositive

Evaluatie

Slide 20 - Diapositive

Plusopdracht 1
Zet de werkwoorden in de tijd die voor de zin staat.
ott (kruipen) – De kleuter .... over de houten vloer. 
ovt (proeven) – Wij  .... van de zelfgemaakte kaas. 
vtt (hebben, luisteren) – Waarom  ...... jullie niet ....? 
vvt (zijn, omlopen) – De ouders  .....  twee kilometer ..... .
ovt (vinden) - Hij ..... een uitstekend idee.  
vtt (hebben, opletten) - Jullie ..... goed ...... tijdens de les.
Antwoorden
1. kroop
2. proefden
3. hebben - geluisterd
4. waren - omgelopen
5. vond
6. hebben - opgelet

Slide 21 - Diapositive