2.1. drugs

Job Skills
Periode 2
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
LbMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Job Skills
Periode 2

Slide 1 - Diapositive

Planning
Les 1: Drugs
Les 2 t/m les 5 workshop
Les 6: reparatieles


Let op je aanwezigheid!! (75%)

Slide 2 - Diapositive

Middelengebruik
Job Skills
Periode 2 les 7

Slide 3 - Diapositive

Afspraken
Laat elkaar in zijn/haar waarde (respect)
Je mag je eigen ervaring delen, dit hoeft niet.



Slide 4 - Diapositive

Quiz
25 vragen over middelengebruik 


Slide 5 - Diapositive

1. Het combineren van energiedrank met alcohol kan geen kwaad.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

2. Hoe lang duurt het voordat het lichaam een glas alcohol heeft afgebroken?
A
Ongeveer 30 minuten
B
Ongeveer 1,5 uur
C
Ongeveer 3 uur
D
Ongeveer 10 uur

Slide 7 - Quiz

3. Wie of wat is Korsakov?
A
De ontdekker van wodka
B
Een drankje met een alcoholpercentage van bijna 50%
C
Hersenbeschadiging als gevolg van overmatig alcoholgebruik
D
Een cocktail

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

4. Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking vanaf 18 jaar drinkt weleens alcohol?
A
50%
B
65%
C
80%
D
95%

Slide 10 - Quiz

5. Een kater is een vorm van alcoholvergiftiging.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

6. Vrouwen zijn gevoeliger voor alcohol omdat ze:
A
Minder alcohol drinken
B
Meer alcohol afbreken in de maag
C
In verhouding minder lichaamsvocht hebben

Slide 12 - Quiz

7. Hoeveel doden vallen er in Nederland jaarlijks in het verkeer door gebruik van alcohol?
A
25-50
B
50-75
C
75-140
D
140-200

Slide 13 - Quiz

8. Is het strafbaar om alcohol door te geven aan een minderjarige?
A
Ja, maar alleen voor de minderjarige
B
Ja, maar alleen voor de volwassene
C
Ja, zowel voor de minderjarige als de volwassene
D
Nee, dit is niet strafbaar

Slide 14 - Quiz

9. Het roken van hasj en wiet zorgt voor blijvende schade aan je geheugen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

10. Gebruik van cannabis kan de kans op schizofrenie vergroten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

11. In hoeveel procent van de Nederlandse gemeenten is er ten minste één coffeeshop?
A
± 25%
B
± 50%
C
± 75%
D
± 90%

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

12. Tot hoe lang na gebruik is cannabis nog aantoonbaar in je urine als je vaak blowt?
A
1-2 uur
B
2-3 dagen
C
1-3 weken
D
2-4 maanden

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

13. Hoeveel procent van de mensen in Nederland van boven de 18 heeft ooit cannabis gebruikt?
A
7%
B
23%
C
38%
D
77%

Slide 21 - Quiz

14. Vroeger zat er echt cocaïne in coca-cola.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

15. Hoe lang voelt de gebruiker ongeveer de effecten van één snuif cocaïne?
A
Een paar minuten
B
30 minuten
C
1-2 uur
D
4-6 uur

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

16. Hoe lang duurt gemiddeld het effect van één XTC pil?
A
Minder dan 1 uur
B
1 tot 2 uur
C
4 tot 6 uur
D
8 tot 10 uur

Slide 25 - Quiz

17. Hoeveel procent van de Nederlandse volwassen bevolking (18+) heeft ooit XTC gebruikt?
A
Minder dan 1%
B
Ongeveer 7%
C
Ongeveer 14%
D
Ongeveer 25%

Slide 26 - Quiz

18. GHB wordt gemaakt van gootsteenontstopper
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

19. Hoe wordt verreweg de meeste GHB gebruikt?
A
Het wordt gesnoven
B
Het wordt geslikt in pilvorm
C
Het wordt gespoten
D
Het wordt gedronken als vloeistof

Slide 28 - Quiz

20. Hoe kan je merken dat iemand GHB in je drankje heeft gedaan?
A
Dit kan je zien
B
Dit kan je ruiken
C
Dit kan je proeven
D
Het is onmogelijk om te zien, ruiken en/of proeven

Slide 29 - Quiz

21. Hoe lang werkt de nicotine uit 1 sigaret?
A
10 minuten
B
30 minuten
C
60 minuten
D
90 minuten

Slide 30 - Quiz

22. Tot 1 oktober 2023 mogen er vapes verkocht worden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

23. Mag je op dit moment 5 gram wiet bij je hebben?
A
Ja, dit mag
B
Nee, dit mag niet

Slide 32 - Quiz

24. Hoe lang na gebruik is speed nog in het lichaam aan te tonen?
A
1-4 uur
B
1-4 dagen
C
1-4 weken
D
1-4 maanden

Slide 33 - Quiz

25. Speed werd in de Tweede Wereldoorlog aan soldaten gegeven om hun prestaties te verhogen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Lien

Slide 36 - Vidéo

Zoals je in het filmpje kon zien, ontstaat een verslaving niet van het één op andere dag.
Er gaan verschillende stappen aan vooraf.
Preventiewerkers maken gebruik van het model 'stadia van gebruik'. 
Kennismaking
Experimenteren
Sociaal gebruik
Gewoonte gebruik
Problematisch gebruik
Verslaving
Weten dat het bestaat. Kinderen die zien dat ouders een wijntje drinken
Ontdekken. Uit nieuwsgierigheid of om erbij te horen
Incidenteel en alleen voor je plezier / ter ontspanning;
Je blijft altijd bewust van de risico's. 
Je gebruikt op matige en gecontroleerde wijze. Waardoor het geen effect heeft op andere belangrijke zaken.
Je gebruikt voor je plezier, maar wel bijvoorbeeld elk weekend. 
Het is voor jou dan eerder een gewoonte. 
Wanneer het gewoonte gebruik invloed heeft op andere zaken in je leven. Bijvoorbeeld: financiële problemen, je komt afspraken niet na, moeite met opstaan.
Je denkt voortduren aan het middel. Gebruiken is een manier geworden om met problemen om te gaan en stoppen lukt zelf niet meer.

Slide 37 - Diapositive

Hulp inschakelen
Waar kun je terecht als je hulp wil voor je verslaving?


  • Loopbaancentrum (school via je slb'er/docent)
  • Tactus
  • Huisarts

Slide 38 - Diapositive

Volgende week
Workshop van Amee Bakker


Slide 39 - Diapositive