hoofdstuk 2

Wat gaan we doen?
even voorstellen: 
Start met hoofdstuk 2 Op zoek naar werk.
Inleiding paragraaf 2.1 en antwoorden (opgave 2.7 komt later)
link van deze presentatie in Slack 
Vragen via Slack!
Antwoorden zelftoets H5 krijg je via de mail
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen?
even voorstellen: 
Start met hoofdstuk 2 Op zoek naar werk.
Inleiding paragraaf 2.1 en antwoorden (opgave 2.7 komt later)
link van deze presentatie in Slack 
Vragen via Slack!
Antwoorden zelftoets H5 krijg je via de mail

Slide 1 - Diapositive

gevolgen
Persoonlijk: ik hoor er niet bij!
Maatschappelijk: veel werkloosheid kan leiden tot onrust
Economische gevolgen:
  • je kan minder geld besteden
  • overheid heeft minder inkomsten
  • lonen stijgen niet of heel langzaam

Slide 2 - Diapositive

Wat is werkloosheid?
Iemand is werkloos als hij tussen 15 en 75 jaar is, geen betaald werk heeft, actief op zoek is en beschikbaar is.
Het aanbod van arbeid is groter dan de vraag naar arbeid. 

Slide 3 - Diapositive

opgave 2.1
a Werkloosheid leidt tot daling van het (gezins)inkomen. Onderlinge verhoudingen in het gezin kunnen verstoord raken.

b 2, Stijgende werkloosheid kan leiden tot loonmatiging omdat het aanbod van arbeidskrachten dan groter is dan de vraag van werkgevers. 

c 1, Stijgende werkloosheid kan leiden tot oplopende overheidstekorten omdat de overheidsuitgaven stijgen (bijvoorbeeld sociale uitgaven) en de –inkomsten (bijvoorbeeld minder belastingen) dalen. 


Slide 4 - Diapositive

vervolg 2.1
d Werkloosheid Nederland → minder inkomen → minder te besteden → minder producten verkocht bij HEMA en V&D → minder werk → meer werkloosheid

e Werklozen geven anderen de schuld van hun werkloosheid, zoals de overheid. Ze gaan demonstreren om te zorgen dat de overheid maatregelen neemt om hen weer aan het werk te krijgen. Ook protestacties, werkonderbrekingen en stakingen kunnen het gevolg zijn.

Slide 5 - Diapositive

Dit is Arie. Arie lacht nu nog maar morgen zal hij worden ontslagen. Hij werkt al 15 jaar voor dezelfde baas. Arie heeft recht op een WW-uitkering (zie blz. 37). Hij krijgt de eerste 2 maanden 75% van het laatstverdiende brutoloon. Vanaf maand 3 nog maar 70%.
Dit is arie en die lacht straks niet meer!
voorbeeld!

Slide 6 - Diapositive

opgave 2.2
2a 6 maanden, voor het arbeidsverleden tellen in dit geval zowel 2007 als 2012 mee. Het arbeidsverleden is dan 6 jaar, dat geeft een uitkering van 6 maanden. 

b 75% x € 1.800 per maand = € 1.350 per maand

c Uitkering 2de maand 75% x € 1.800 per maand = € 1.350 per maand
Uitkering 3de maand 70% x € 1.800 per maand =      € 1.260 per maand –
                                                                      Daling uitkering = € 90 per maand
Dit is een daling van € 90 /€ 1.350 x 100% = 6⅔%
NB: 75% – 70% = 5% is dus fout

Slide 7 - Diapositive

Niemand wil Arie aannemen. Zelfs bij het uitzendbureau krijgt hij geen baan.
Hij heeft zich ingeschreven bij het UWV-WErkbedrijf en heeft 3 jaar en 2 maanden een WW uitkering gekregen van het UWV. Waar moet Arie nu van leven?
Arie blijft 3 jaar en 2 maanden werkloos!
Best zielig!

Slide 8 - Diapositive

opgave 2.3
3
a De Wet Werk en Bijstand. 

b Sascha is alleenstaande. Zij/ krijgt aan bijstand 50% x minimumloon.
Het minimumloon bedraagt € 1.446,60.
Haar bijstand bedraagt dus: 50% x € 1.446,60 = € 723,30.

c Haar uitkering wordt stopgezet.


Slide 9 - Diapositive

Arie krijgt bijstand

Slide 10 - Diapositive

Dit is de buurman van Arie.
De buurman van Arie werkt zwart in een timmerbedrijf!
Als je zwart werkt draag je geen belasting en premies af over je inkomen. Als de buurman van Arie geen werk meer heeft, heeft hij ook geen recht op een WW uitkering. 

Slide 11 - Diapositive

opgave 2.6
a € 2.300 - € 1.515 /€ 2.300 x 100% = 34,13%

b € 2.000 - € 1.515 /€ 1.515 x 100% = 32,01%


Slide 12 - Diapositive

vervolg opgave 2.6
1 Juist. Het brutoloon van Liesbeth bedraagt € 2.300, de kosten voor de werkgever
van Rene bedragen € 2.000.

2 Onjuist. Rene betaalt over zijn (zwarte) inkomen van € 2.000 geen belastingen/premies. Dit is dus zijn besteedbare inkomen en dat is meer dan het netto inkomen van € 1.515 van Liesbeth.

3 Juist. Omdat Rene belasting- en premiebetaling ontduikt.

4 Juist. Liesbeth heeft wel premie en Rene heeft geen premie betaalt. Liesbeth heeft daarom wel en Rene geen recht op een ww-uitkering.
d Eigen mening 


Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

H2.2 Werk en werkloosheid


Slide 15 - Diapositive

verder met hoofdstuk 2
geniet van je vakantie!

Slide 16 - Diapositive

Lesdoelen Paragraaf 2.2: 

Aan het einde van de les ....
  • Weten jullie wat de begrippen beroepsbevolking, werkgelegenheid en werkloosheid betekenen;
  • Kunnen jullie de participatiegraad uitrekenen en toelichten;
  • Kunnen jullie het werkloosheidspercentage uitrekenen en toelichten.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Werkgelegenheid
  • Dat deel van de beroepsbevolking dat daadwerkelijk werkt

  • Het wordt gemeten in arbeidsjaren (arbeidsvolume) of in aantallen personen

--> arbeidsjaar: fulltime baan op jaarbasis 



Slide 19 - Diapositive

Participatiegraad
                                                   beroepsbevolking
 participatiegraad:   _______________________________ x 100%
                                          beroepsgeschikte bevolking

hoeveel procent van de beroepsgeschikte bevolking een baan heeft of werk zoekt

Slide 20 - Diapositive

i/a
inactieve/actieve

Slide 21 - Diapositive

Hoe meten we werkloosheid ?

Slide 22 - Diapositive

Werkloosheidspercentage

    officiële werkloze beroepsbevolking
________________________________________  x 100%
             officiële beroepsbevolking

--->Hoeveel % van de officiële beroepsbevolking is werkloos

Slide 23 - Diapositive

Huiswerk volgende les
Maken opdrachten par 2.2
9 tot en met 13

Slide 24 - Diapositive

verder met hoofdstuk 2
huiswerk nakijken
Bespreken van arbeidsvoorwaarden
CAO
Brutoloon en nettoloon

Slide 25 - Diapositive

8a1 juist
2 onjuist
3 juist
b1 10% x 8.690.000=869.000 personen
b2 12% x 6.710.000=805.200 arbeidsjaren

Slide 26 - Diapositive

Volgens de definitie van de International Labour Organization (ILO) is iemand werkloos als hij tussen 15 en 75 jaar is, geen betaald werk heeft, actief op zoek is en beschikbaar is. Het aantal werklozen verschilt van het aantal werkloosheidsuitkeringen. Iemand heeft pas recht op een WW-uitkering, als hij of zij eerder gewerkt heeft.
Hoeveel mensen zijn er nu werkloos in Nederland?

Slide 27 - Diapositive

12.c De werkloosheid zou dan lager zijn omdat bij de nationale definitie gekeken wordt naar de werkgelegenheid en beroepsbevoling van personen tussen de 15 en 75 jaar.
12.d De verborgen werkloosheid neemt dan toe omdat de groep boven de 57,5 jaar niet meer meetellen als werklozen.

Slide 28 - Diapositive

Arbeidsovereenkomst mag ook niet in strijd zijn met de wet.

Slide 29 - Diapositive

CAO paragraaf 2.3
In een CAO staan afspraken over de arbeidsvoorwaarden voor iedereen die in een bepaalde bedrijfstak werkt. Zoals.......
  1. De bouw
  2. De horeca
  3. Basisonderwijs
  4. Voortgezet onderwijs
  5. Gehandicaptenzorg

Slide 30 - Diapositive

CAO en arbeidsovereenkomst
In een arbeidsovereenkomst staan de primaire en secundarie arbeidsvoorwaarden.
De overeenkomst mag niet in strijd zijn met de CAO.
Een CAO is een schriftelijke overeenkomst waarin gemeenschappelijke  afspraken over arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd die gelden in een hele bedrijfstak.

Slide 31 - Diapositive

Wat zijn primaire arbeidsvoorwaarden?
A
auto van de zaak, verlofregeling
B
werkdagen, arbeidsuur
C
studie betaling, je mag tijdens werkuren studeren
D
goed pensioen, dertiende maand

Slide 32 - Quiz

Wat wordt er niet in de CAO geregeld.
A
loon
B
proeftijd
C
werktijden
D
auto van de zaak

Slide 33 - Quiz

Afspraken over loon, werktijden, pensioen en aantal vakantiedagen noem je:
A
primaire arbeidsvoorwaarden
B
secundaire arbeidsvoorwaarden

Slide 34 - Quiz

 
paragraaf 2.4 Bruto en nettoloon

Brutoloon
- Loonheffing (= loonbelasting + premies volksverzekeringen)
- Premies werknemersverzekeringen
----------------------------------------------------------------------------------
Nettoloon



De loonheffing is een 
voorheffing van de belastingsdienst! 

Slide 35 - Diapositive

Voorbeeld loonstrook

Slide 36 - Diapositive

Zet de onderdelen van de loonbereking in de juiste volgorde. 
Loonkosten
Premies werkgever
Brutoloon 
Loonbelasting en premies werknemer
Nettoloon

Slide 37 - Question de remorquage

Brutoloon


Premies volksverzekeringen (gebruikt voor betalen van uitkeringen
Loonbelasting
Nettoloon (krijg je op je rekening gestort

Slide 38 - Diapositive

huiswerk
maken 2.16 t/m 2.19

Slide 39 - Diapositive