Na Klar Kap 3 les 8+9

Les 8+9
Lernziel:
Je kan het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden maken.
Je kan de voltooid tegenwoordige tijd maken en toepassen.

Inhalt:
herhaling
grammatica uitleg: voltooid tegenwoordige tijd
zelfstandig werken (Grammatica + luistervaardigheid)
evaluatie
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Les 8+9
Lernziel:
Je kan het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden maken.
Je kan de voltooid tegenwoordige tijd maken en toepassen.

Inhalt:
herhaling
grammatica uitleg: voltooid tegenwoordige tijd
zelfstandig werken (Grammatica + luistervaardigheid)
evaluatie

Slide 1 - Diapositive

Welke vertaling is juist?
voor jullie
A
vor ihr
B
vor euch
C
für euch
D
für ihr

Slide 2 - Quiz

Welke vorm is juist?
(Door hem) hat sie schlechte Noten.
A
Durch er
B
Durch ihn
C
Durch ihm
D
Durch sein

Slide 3 - Quiz

Hoe vertaal je:
Hoe vind je mijn trui?
A
Wie findest du meinen Pullover?
B
Wie findet du meinen Pullover?
C
Wie findest du meine Pullover?
D
Wie findet du meine Pullover?

Slide 4 - Quiz

Vertaal:
het vest

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal:
Ja, zeker.

Slide 6 - Question ouverte

Noem een voorbeeld van een
voltooid deelwoord
in het Nederlands.

Slide 7 - Carte mentale

Voltooid deelwoord in het NL
Hoe maak je in het Nederlands (meestal) het voltooid deelwoord?
ge + stam + t/d
Voorbeeld:
* werken: gewerkt
* winkelen: gewinkeld

Slide 8 - Diapositive

Voltooid deelwoord in het Duits
Bij normale zwakke werkwoorden de regel vrijwel hetzelfde als in het Nederlands, maar NOOIT eindigend op -d
ge + stam + t
Voorbeeld:
1. machen:  gemacht 
2. brauchen: gebraucht 

Slide 9 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord van:
wohnen
A
gewohnet
B
gewohnen
C
wohnt
D
gewohnt

Slide 10 - Quiz

Werkwoorden op een -d/-t
Werkwoorden waarbij de stam eindigt op een –t/-d
ge + stam + et
Voorbeeld:
1. arbeiten:  gearbeitet 
2.reden:  geredet 

Slide 11 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord van:
warten
A
gewarted
B
gewartet
C
gewart
D
gewarte

Slide 12 - Quiz

werkwoorden met be-, ver- en -er
Nederlandse werkwoorden die beginnen met bijvoorbeeld be-, ver-, her-, zoals bedienen, herinneren
: Stam + -t/-d 
Duits werkwoorden die beginnen met be-, ver- en er-
Stam + t
Voorbeeld:
1. verdienen : verdient 
2. erzählen : erzählt 

Slide 13 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord van:
verheiraten
A
verheirat
B
verheiratt
C
verheiratet
D
verheirated

Slide 14 - Quiz

werkwoorden op -ieren
Werkwoorden in het Duits die eindigen op –ieren
Stam + t
Voorbeeld:
1. organisieren: organisiert
2. trainieren: trainiert

Slide 15 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord van:
reservieren
A
gereservierd
B
gereserviert
C
reserviert
D
reservierd

Slide 16 - Quiz

Welk(e) werkwoord(en) moet(en)
er in het Nederlands altijd bij
een voltooid deelwoord gebruikt worden?

Slide 17 - Carte mentale

Voltooid tegenwoordige tijd
Met alleen een voltooid deelwoord ben je er niet. Je hebt extra nodig de werkwoorden hebben / zijn.
Voorbeeld: Ik heb gewerkt.


In het Duits heb je dan dus nodig? haben / sein

Voorbeeld: Ich habe gearbeitet.

Slide 18 - Diapositive

Zelfstandig werken 
Iedereen gaat zelfstandig aan de slag met de online opdrachten 40 t/m 43 + de grammaticatrainers bij 3.4 en luisteropgaven 47 t/m 50

Opdr 40: de regels van het maken van voltooid deelwoorden aanvullen
Opdr 41+42: toepassing voltooid deelwoord
Opdr 43: toepassen voltooid tegenwoordige tijd
Opdr 47 t/m 50: luistervaardigheid



Slide 19 - Diapositive

Het voltooid deelwoord en voltooid verleden tijd zijn:
A
simpel
B
lastig
C
redelijk makkelijk
D
eenvoudig

Slide 20 - Quiz

Hausaufgaben
Leren Gram E+F  +lernbox 3 + Redemittel + TB S 140 
Maken (indien niet af tijdens les) 40 t/m 43 + 47 t/m 50

Slide 21 - Diapositive