Structurele hulp = hulp die een blijvende oplossing biedt voor een probleem van een ontwikkelingsland.
Voorbeelden van structurele hulp:
overdracht van kennis
aanleggen van waterpompen
geld
Slide 6 - Diapositive
ontwikkelingssamenwerking
Gebonden hulp: Steun aan een ontwikkelingsland in de vorm van geld dat moet worden besteed aan producten afkomstig uit het steun verlenende land. Voordeel ontwikkelingsland: er is geld om het land op te bouwen Nadeel voor ontwikkelingsland: ze zijn verplicht geld in gevende land uit te geven.
Voordeel gevend land: meer werkgelegenheid en winst
Ongebonden hulp: hulp zonder bijkomende voorwaarden. Het ontvangende land beslist zelf wat het beste voor hen is
Slide 7 - Diapositive
Nederland betaald een deel van de hulp via internationale organisaties die armoede bestrijden.
Vooral aan de Verenigde Naties (VN)
en de Wereldbank
ontwikkelingssamenwerking
Slide 8 - Diapositive
Bilaterale hulp: De ontwikkelingshulp die rechtstreeks door een land aan een arm land geschonken wordt. Bijvoorbeeld: het LUMC (Leiden University Medical Center) van Nederland komt met hartchirurgen operaties uitvoeren in Suriname en schenkt hier apparatuur.
ontwikkelingssamenwerking
Slide 9 - Diapositive
VN norm = de doelstelling van de VN is dat alle landen 0,7% van het nationaal inkomen besteden aan ontwikkelingssamenwerking
Subsidie = de Nederlandse overheid geeft subsidie aan Nederlandse bedrijven die investeren in fabrieken of andere bedrijven in ontwikkelingslanden. Hierdoor wordt werkgelegenheid gecreëerd en neemt de welvaart in het ontwikkelingsland toe.
ontwikkelingssamenwerking
Slide 10 - Diapositive
Nederland werkt mee aan het vergroten van de welvaart van ontwikkelingslanden. Dit kan NL bijvoorbeeld doen/ doet NL door:
een lening te verstrekken
een gift te geven
subsidies aan hulporganisaties (Artsen zonder grenzen)
lid te zijn van de VN (wereldwijde organisatie)
ontwikkelingssamenwerking
Slide 11 - Diapositive
Importheffing
Arme landen willen er van af -> meer werkgelegenheid door export
Rijke landen willen het behouden -> angst voor werkeloosheid in eigen land
Landen onderhandelen steeds vaker rechtstreeks over invoerrechten en sluiten daarna een handelsovereenkomst.
8 ontwikkelingssamenwerking
Slide 12 - Diapositive
1.Wat is slimmer? Veel landen een klein beetje geld geven? Of een aantal landen écht ondersteunen?
A
Veel landen een klein beetje geld geven
B
Of een aantal landen écht ondersteunen
Slide 13 - Quiz
3. Hulp aan ontwikkelingslanden om de oorzaken van armoede te bestrijden en de landen economisch zelfstandig te maken.
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
Slide 14 - Quiz
4.Bij welk voorbeeld is sprake van NOODHULP?
A
Nederland geeft jaarlijks een geldbedrag aan Ethiopië .
B
Nederland geeft hulp aan Albanië om de economie te versterken.
C
Nederland geeft Suriname hulp vanwege een overstroming daar
Slide 15 - Quiz
5.Hulp die een land rechtstreeks geeft aan een ontwikkelingsland.
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
C
Bilaterale hulp
D
Gebonden hulp
Slide 16 - Quiz
6.In welke situatie is noodhulp de beste vorm van hulp?
A
Overstroming
B
Lage lonen
C
Armoede
Slide 17 - Quiz
7.Nederland probeert met de ontwikkelingshulp zo veel mogelijk te bevorderen dat ontwikkelingslanden zelfstandig worden. Hoe noem je dit soort hulp?
A
Gebonden hulp
B
Noodhulp
C
Bilaterale hulp
D
Structurele hulp
Slide 18 - Quiz
8.Cambodja is getroffen door een zware aardbeving en krijgt hulp uit Nederland. Het geld dat Cambodja van Nederland heeft gekregen, moet worden besteed voor nieuwe goederen/diensten én gekocht worden in NL. Om welke vorm van ontwikkelingshulp gaat het hierom?
A
Noodhulp
B
gebonden hulp
C
ongebonden hulp
D
structurele hulp
Slide 19 - Quiz
9.Deze hulp wordt geboden na een tsunami
A
Structurele hulp
B
Noodhulp
Slide 20 - Quiz
10. De Nederlandse overheid heft belastingen. Daarvan betaalt de overheid de ontwikkelingshulp.
Hoe heet het wanneer De ontwikkelingslanden een deel van deze hulp in Nederland moeten uitgeven,
A
bilaterale hulp
B
gebonden hulp
C
ongebonden hulp
Slide 21 - Quiz
11. Ontwikkelingshulp met als doel het blijvend verminderen van armoede is een vorm van:
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
Slide 22 - Quiz
12.Is de bouw van een ziekenhuis noodhulp of structurele hulp?
A
noodhulp
B
structurele hulp
Slide 23 - Quiz
14. Nederland moet 0,7% van het nationaal inkomen uitgeven aan ontwikkelingshulp. Het nat. inkomen is 780 miljard. Wat moet Nederland dan dus uitgeven aan ontwikkelingshulp? schrijf eerst je berekening op
A
5.460.000.000
B
546.000
C
546.000.000.000
D
5.460.000
Slide 24 - Quiz
16. Een microkrediet is een zakelijke lening tot maximaal € 50.000 voor (startende) ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. Het geven van microkredieten is noodhulp.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
18. Om de gevolgen van een tsunami te voorkomen bouwt Nederland op haar kosten dijkbewaking voor Bangladesh. Wat voor een soort ontwikkelingshulp is dit?
A
Structurele hulp
B
Noodhulp
C
Bilaterale hulp
D
Dit is geen ontwikkelingshulp
Slide 26 - Quiz
19. Door een tsunami leven 200.000 mensen in Bangladesh zonder dak boven hun hoofd. De EU bouwt tenten. Wat voor een soort ontwikkelingshulp is dit?
A
Structurele hulp
B
Noodhulp
C
Bilaterale hulp
D
Dit is geen ontwikkelingshulp
Slide 27 - Quiz
20. Unicef is een hulporganisatie die geld besteedt aan het verbeteren van onderwijs in ontwikkelingslanden. Geeft Unicef noodhulp of structurele hulp?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
Slide 28 - Quiz
Aan de slag
Maak de vragen 6 t/m 11 op blz 68.
Hoe ? In stilte
Heb je een vraag ? Steek dan je vinger op.
Ben je klaar ? Dan kun je nakijken
Slide 29 - Diapositive
21. Nepal werd enkele jaren geleden getroffen door een zware aardbeving. Veel mensen kwamen om het leven. De materiële schade was enorm.
Op Giro 555 brachten Mensen in Nederland € 25 miljoen bijeen voor hulp. Bijna een kwart van dit geld ging naar huisvesting. Ook werden ziekenhuizen herbouwd en ingericht. Zo'n € 4,5 miljoen is besteed aan voorzieningen voor water en sanitair.
Was de hulp uit Nederland vooral noodhulp of structurele hulp?
A
Noodhulp, want het was hulp na een natuurramp.
B
Noodhulp, want het was hulp op korte termijn.
C
Structurele hulp, want het ging om grote bedragen.
D
Structurele hulp, want met de hulp kon het land weer opgebouwd worden.
Slide 30 - Quiz
extra uitleg
1) 8.3 ontwikkelingshulp, bilaterale hulp en microkrediet (5.25 min)
2) ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking (3.40 minuten)