Weektaak wk 39
1 / 17
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Vul de tweede en derde vorm in.
kleine letters met een spatie ertussen.
to become
kleine letters met een spatie ertussen.
to become
Slide 5 - Question ouverte
Vul de tweede en derde vorm in.
kleine letters met een spatie ertussen.
to blow
kleine letters met een spatie ertussen.
to blow
Slide 6 - Question ouverte
Vul de tweede en derde vorm in.
kleine letters met een spatie ertussen.
to catch
kleine letters met een spatie ertussen.
to catch
Slide 7 - Question ouverte
Vul de tweede en derde vorm in.
kleine letters met een spatie ertussen.
to buy
kleine letters met een spatie ertussen.
to buy
Slide 8 - Question ouverte
Vul de tweede en derde vorm in.
kleine letters met een spatie ertussen.
to cost
kleine letters met een spatie ertussen.
to cost
Slide 9 - Question ouverte
Vul de tweede en derde vorm in.
kleine letters met een spatie ertussen.
to drive
kleine letters met een spatie ertussen.
to drive
Slide 10 - Question ouverte
Vul de tweede en derde vorm in.
kleine letters met een spatie ertussen.
to eat
kleine letters met een spatie ertussen.
to eat
Slide 11 - Question ouverte
translate the word:
reisbeschrijving / routebeschrijving
reisbeschrijving / routebeschrijving
Slide 12 - Question ouverte
translate the word:
zonnebrandcrème
zonnebrandcrème
Slide 13 - Question ouverte
translate the word:
teenslippers
teenslippers
Slide 14 - Question ouverte
translate the word:
toiletspullen
toiletspullen
