Criminaliteit Oefentoets + afsluiting

Maatschappijleer 

CRIMINALITEIT 
Oefentoets maken
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Maatschappijleer 

CRIMINALITEIT 
Oefentoets maken

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Wat kan je verwachten in het komend SE?  > Les gedeeld met alle theorie van dit hoofdstuk. 
  •  Maken Samenvatting + begrippenlijst
  • Oefentoets maken

Slide 2 - Diapositive

SE 6 25%
H9.1 t/m H9.6 Criminaliteit 
  • begrippen en leerdoelen
 
AMV 
  • De vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk. 
  • Normen en waarden 
 

Slide 3 - Diapositive

Martine stopt stiekem een flesje parfum in haar tas. Wat gebeurt er nu met haar?
 Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde. 
A. De politie draagt het proces-verbaal over aan de officier van justitie.
 B. Het winkelpersoneel houdt Martine aan.
 C. Martine moet mee naar het politiebureau. Daar schrijft de politie een proces-verbaal.
 D. De officier van justitie besluit te seponeren.
 E. Bij het verlaten van de winkel begint er een alarm te rinkelen.
 F. De politie arresteert Martine

Doe het zo:
 De juiste volgorde is:- ... - ... - ... enzovoorts

Slide 4 - Diapositive

Martine stopt stiekem een flesje parfum in haar tas. Wat gebeurt er nu met haar?

Slide 5 - Question ouverte

Een rechtsstaat is een land waar:

A
De rechters de belangrijkste beslissingen nemen.
B
De rechten van verdachten en gevangenen in wetten geregeld zijn.
C
De rechters de rechten van gevangenen en verdachten bepalen.
D
De politie zich niet aan de wet hoeft te houden.

Slide 6 - Quiz

Stel: Je bent overvallen en je durft niet goed meer alleen over straat te gaan. Dat is een voorbeeld van:
A
materiële schade.
B
asociaal gedrag.
C
veelvoorkomende criminaliteit.
D
niet-materiële schade.

Slide 7 - Quiz

Zijn deze uitspraken juist of onjuist?
1. Het stelen van beeldschermen uit een ICT-lokaal van een school is internetcriminaliteit.
2. Iemand in een e-mail vragen om zijn pincode te geven, is een vorm van internetcriminaliteit.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 8 - Quiz

Als mensen op anderen letten, noemen we dat:
A
groepsgedrag.
B
maatschappelijke positie.
C
waarden.
D
sociale controle.

Slide 9 - Quiz

Welke uitdrukking omschrijft de etiketteringstheorie het best?
A
De gelegenheid maakt de dief.
B
De heler is net zo slecht als de steler.
C
Gij zult niet stelen.
D
Eens een dief, altijd een dief

Slide 10 - Quiz

Tijdens zijn stage ziet een jongen dat zijn collega’s regelmatig tablets uit het magazijn meenemen om op internet te verkopen. Hij besluit het ook te doen. Welke theorie verklaart dit criminele gedrag?
A
De aangeleerd-gedragtheorie.
B
De persoonlijkheidstheorie.
C
De bindingstheorie.
D
De gelegenheidstheorie.

Slide 11 - Quiz

Wat is de oorzaak van crimineel gedrag volgens de aangeleerd-gedragtheorie van Sutherland?
A
Dat iemand als kind te veel door zijn ouders is gestraft.
B
Dat iemand met strafbare middelen zijn levensdoelen wil bereiken.
C
Dat mensen moeite hebben om hun driften te beheersen.
D
Dat mensen gevoelig zijn voor foute vrienden/ foute omgeving

Slide 12 - Quiz

De officier van justitie …………… als hij Jamal (21) na het stelen van een cd een boete geeft.
Welk woord is weggelaten?
A
schikt
B
seponeert
C
vervolgt
D
arresteert

Slide 13 - Quiz

De officier van justitie stuurt het proces-verbaal van een verdachte van mishandeling door naar de rechter. Hoe noem je dit?
A
Seponeren.
B
Schikken.
C
Vervolgen.
D
Arresteren.

Slide 14 - Quiz

Eerst wordt er over een wetsvoorstel gestemd, daarna wordt de wet door iemand anders uitgevoerd. De rechters straffen mensen die zich niet aan de wet houden.

Welk begrip past het best bij deze opsomming?
A
Democratie
B
Trias Politica
C
Sociale controle
D
Wetboek van Strafrecht

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je een oproep om naar de rechtbank te komen?

A
Een proces-verbaal.
B
Een dagvaarding.
C
Een schikking.
D
Seponeren.

Slide 16 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Linkse partijen als de PvdA en SP zijn vooral voor strengere straffen voor criminelen.
2. Rechtse partijen als de VVD zijn voor preventie, zoals meer wijkagenten.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 17 - Quiz

Als er zware straffen worden gegeven om iedereen te laten zien dat misdaad keihard wordt aangepakt, dan is het doel:
A
afschrikking.
B
lik-op-stukbeleid.
C
preventie.
D
wraak.

Slide 18 - Quiz

Een rechter kan een onverbeterlijke winkeldief een halfjaar gevangenisstraf geven. Bijvoorbeeld om de winkeliers even rust te geven.
-Wat is dan de reden van de straf?
A
Afschrikking.
B
Wraak.
C
Een veiliger samenleving.
D
Preventie.

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Lien


Politie- of misdaadcijfers zijn nuttig, maar ze zeggen niet alles.
=>Hoe komt het dat deze cijfers niet altijd alles zeggen over de hoeveelheid misdrijven en overtredingen in een land?

Slide 21 - Question ouverte

Je kunt aan mensen niet zien dat ze crimineel zijn. Toch zijn er zijn wel groepen die vaker misdrijven plegen. Noem drie groepen.

Slide 22 - Question ouverte

In achterstandswijken komt meer criminaliteit voor dan in nette buurten. Klopt dit met de theorie van Sutherland?
Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Question ouverte

Volgens de psycholoog Sigmund Freud leiden psychische stoornissen tot criminaliteit.
-Beschrijf de theorie van Freud. Gebruik in je antwoord de begrippen ‘oerdriften’ en ‘geweten’.

Slide 24 - Question ouverte

Zet de gebeurtenissen uit de bron hiernaast in de juiste volgorde.
Schrijf alleen de letters op.

Slide 25 - Question ouverte


"Iemand is voor de politie een verdachte als er een redelijk vermoeden van schuld is."

Leg de bovenstaande zin in je eigen woorden uit.

Slide 26 - Question ouverte


Kijk naar de afbeelding van een rechtzaak.
Bij sommige personen staat een letter. Welk begrip hoor daarbij?

Kies uit: 
ADVOCAAT – GETUIGE – OFFICIER VAN JUSTITIE – RECHTER – VERDACHTE.

Slide 27 - Question ouverte


Wie hoort niet in het onderstaande rijtje thuis? 
Leg je antwoord uit
OFFICIER VAN JUSTITIE – POLITIE – RECHTER – VERDACHTE

Slide 28 - Question ouverte


In Saudi-Arabië hakken ze soms als straf een dief in het openbaar een hand af.
Welke reden om criminaliteit te bestraffen hoort bij deze straf?

Slide 29 - Question ouverte


Lees de bron.
De man kreeg twee straffen.
  • Welke twee straffen kreeg de man?

Slide 30 - Question ouverte


Er zijn vier redenen waarom rechters mensen straffen. Afschrikking en gedrag verbeteren zijn er twee.
  • Noem de andere twee redenen waarom we straffen.

Slide 31 - Question ouverte

Aan de slag
  •  Maken Samenvatting blz 188 en 189 
+ begrippenlijst blz 190 en 191
  • Oefentoets maken in duo's 

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Lien