Personalpronomen Nominativ / Akkusativ / Dativ
1 / 29
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 1e naamval
timer
2:00
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie
Sie
sie (mv)
Slide 3 - Question de remorquage
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval
timer
2:00
u
haar
hem
het
jou
ons
jullie
hen
mij
Sie
uns
ihn
euch
dich
sie
es
sie
mich
Slide 4 - Question de remorquage
Lernziel:
Ik ken de tabellen van de Personalpronomen uit mijn hoofd en
ik kan deze opschrijven.
Ik ken de tabellen van de Personalpronomen uit mijn hoofd en
ik kan deze opschrijven.
😒🙁😐🙂😃
Slide 5 - Sondage
Kenne ich (jullie) ... ?
Slide 6 - Question ouverte
(Wie) ... spricht Spanisch?
Slide 7 - Question ouverte
Sie bringt (haar) ... zur Schule.
Slide 8 - Question ouverte
Sie haben (hem) zu uns gebracht.
Slide 9 - Question ouverte
Meine Schwester und (ik) ... haben heute Geburtstag.
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Die Wohnung ist zu groß (voor jou) ... .
Slide 12 - Question ouverte
Wer kümmert sich dann (om jou)?
Slide 13 - Question ouverte
Hast du was (tegen hem)?
Slide 14 - Question ouverte
(Voor wie) ... hest du die Torte gemacht?
Slide 15 - Question ouverte
Slide 16 - Diapositive
voorzetsels 3e naamval
voorzetsels 4e naamval
mit
entlang
durch
bei
seit
um
gegenüber
bis
von
nach
zu
aus
für
ohne
gegen
Slide 17 - Question de remorquage
Lernziele:
Ik weet welke Präpositionen bij de derde en de vierde naamval horen.
Ik weet welke Präpositionen bij de derde en de vierde naamval horen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 18 - Sondage
Slide 19 - Diapositive
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval
timer
2:00
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen
Slide 20 - Question de remorquage
Ergänze die fehlenden Wörter.
Wer ist (na u) an der Reihe?
Wer ist (na u) an der Reihe?
Slide 21 - Question ouverte
Ergänze die fehlenden Wörter.
Mach dir keine Sorgen (om mij).
Mach dir keine Sorgen (om mij).
Slide 22 - Question ouverte
Ergänze die fehlenden Wörter.
(Tegen haar) hast du keine Chance.
(Tegen haar) hast du keine Chance.
Slide 23 - Question ouverte
Ergänze die fehlenden Wörter.
Wann hast du dich (met hem) verabredet(=afgesproken)?
Wann hast du dich (met hem) verabredet(=afgesproken)?
Slide 24 - Question ouverte
Ergänze die fehlenden Wörter.
Wir beginnen das Treffen nicht (zonder u).
Wir beginnen das Treffen nicht (zonder u).
Slide 25 - Question ouverte
Ergänze die fehlenden Wörter.
Das Treffen kann doch (bij mij) stattfinden(=plaatsvinden)?
Das Treffen kann doch (bij mij) stattfinden(=plaatsvinden)?
Slide 26 - Question ouverte
Ergänze die fehlenden Wörter.
Ich komme nach der Geburtstagsfeier gleich (naar hen).
Ich komme nach der Geburtstagsfeier gleich (naar hen).
Slide 27 - Question ouverte
Ergänze die fehlenden Wörter.
(Door jou) habe ich erfahren, dass Marie morgen auch dabei ist.
(Door jou) habe ich erfahren, dass Marie morgen auch dabei ist.
Slide 28 - Question ouverte
Lernziele:
Ik kan de Präpositionen vertalen
Ik kan de juiste Personalpronomen vertalen
Ik kan de Präpositionen vertalen
Ik kan de juiste Personalpronomen vertalen
😒🙁😐🙂😃
