Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Adjectives
Adjectives
(bijvoeglijke naamwoorden)
1 / 13
suivant
Slide 1:
Diapositive
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Cette leçon contient
13 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Adjectives
(bijvoeglijke naamwoorden)
Slide 1 - Diapositive
Write down 3 adjectives you already know.
Slide 2 - Carte mentale
Word order in English
In het Engels een vaste woordvolgorde:
wie / doet / wat / waar / wanneer.
Example (voorbeeld):
He - watched - a film - on television - last weekend.
Slide 3 - Diapositive
Je kunt ook een
adjective
(
bijvoeglijk naamwoord
) aan een zin toevoegen.
Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Je zet ze dan voor het zelfstandig naamwoord.
Examples:
He watched a
funny
film.
They bought a
lovely
dress.
We had a
good
time.
Slide 4 - Diapositive
Example categories
color = kleur
size = formaat
texture = textuur
shape = vorm
Slide 5 - Diapositive
Soms zet je een adjective
achter
het werkwoord. In dat geval geeft de adjective extra informatie over het onderwerp.
Dit kan bij werkwoorden zoals:
to be
(am/is/are/was/were)
look
, appear en
seem
.
Examples:
I
am
curious
to see that new film.
She
looks
amazing
in my dress.
They
seem
focussed
on their singing careers.
Slide 6 - Diapositive
My friends have a ... hide-out place.
This ... comedy in set in Los Angeles in 1990.
She is ...! She makes so many jokes.
The ... Harry Potter movies was the best.
romantic
first
hilarious
secret
Slide 7 - Question de remorquage
who
does
what
where
when
my friend
yesterday
drove
her car
in town
Slide 8 - Question de remorquage
who
does
what
where
when
when she was younger
in Hollywood
was
my mom
an actress
Slide 9 - Question de remorquage
Put in the correct order
her bike
to school
drove
Sandra
last Saturday
Slide 10 - Question de remorquage
English Word Order:
Wat is de regel?
A
doet-waar-wanneer-wat-wie
B
wanneer-doet-wie-wat-waar
C
wie-doet-wat-waar-wanneer
D
wanneer-wie-doet-wat-waar
Slide 11 - Quiz
Adjectives zijn:
A
zelfstandige naamwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
bijwoorden
D
werkwoorden
Slide 12 - Quiz
Adjectives zeggen iets over een .....
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Meewerkend voorwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Zelfstandig naamwoord
Slide 13 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Adjectives
Mai 2024
- Leçon avec
15 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Adjectives
Février 2024
- Leçon avec
17 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Adjectives
Janvier 2023
- Leçon avec
12 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Adjectives
Novembre 2022
- Leçon avec
13 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Adjectives
Novembre 2022
- Leçon avec
11 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
ADJECTIVES 2B
Mars 2024
- Leçon avec
14 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Theme 3 - Adjectives
Janvier 2023
- Leçon avec
12 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Adjectives
Novembre 2023
- Leçon avec
12 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2