1. - is iedereen er weer? 2. Hfd. 2: A la caisse! 3. (H) bron C: uitleg Pers.vnw. als lijd. vwp.
4. maak de opdr. 1 t/m 18
leer: voca A, B en bron C, D
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
3TL - di. 22/11/2022
1. - is iedereen er weer? 2. Hfd. 2: A la caisse! 3. (H) bron C: uitleg Pers.vnw. als lijd. vwp.
4. maak de opdr. 1 t/m 18
leer: voca A, B en bron C, D
Slide 1 - Diapositive
Vervang het lijd. vwp. (1)
Vervang het lijd. vwp door le, la, l', les
Slide 2 - Diapositive
Hfd. 2 - bron C:
altijd vóór het 1e ww, behalve as er een heel ww in de zin staat : dan moet t dáá'rvoor.
Slide 3 - Diapositive
het lijd. vwp vervang je door:
Zij geefteen kado. > Zij geefthet. mnl. ev. > le
Elle donneun cadeau. > Elle ledonne.
Men eet een appel. > Men eet hem. vrl. ev. > la
On mange une pomme. > On la mange.
Plaats van het pers.vnw : vóór het 1ewerkwoord van de zin
Slide 4 - Diapositive
het lijd. vwp vervang je door:
Hij heeft de balgepakt > Zij heefthem gepakt mnl. ev. > l'
Il a prisle ballon. > Il l' a pris.
Je gaat foto's nemen.> Je gaat ze nemen. mv. > les
Tu vasprendre des photos. > Tu vas les prendre.Plaats van het pers.vnw : vóór het 1ewerkwoord van de zin, behalve als er een heel ww in de zin staat: dan staat t dáárvoor
Slide 5 - Diapositive
Dus: het lijdend vwp in het Frans...
- kun je vervangen door: le, la, l' of les
- deze pers. vnw. zet je altijd vóór het 1e werkwoord van de zin,
behalve als er een infinitief in de zin staat: dan staan ze dáár voor.
Slide 6 - Diapositive
Ik ken de jongen. = Je connais le garçon. Ik ken hem. = ...........................................................
A
Je l'connais.
B
Je la connais.
C
Je le connais.
D
Je les connais.
Slide 7 - Quiz
Ik ken het meisje. = Je connais la fille. Ik ken haar. = ...........................................................
A
Je l'connais.
B
Je la connais.
C
Je le connais.
D
Je les connais.
Slide 8 - Quiz
Ik ken de kinderen. = Je connais les enfants. Ik ken ze. = ...................................
A
Je l' connais.
B
Je le connais.
C
Je la connais.
D
Je les connais.
Slide 9 - Quiz
Hij drinkt de cola. = Il boit le coca. Hij drinkt het. = ................................................
A
Il l' boit.
B
Il le boit.
C
Il le boit
D
Il les boit.
Slide 10 - Quiz
Zij houden van de jongen. = Ils aiment le garçon. Zij houden van hem. = ................................
A
Ils le aiment.
B
Ils l'aiment.
C
Ils la aiment.
D
Ils les aiment.
Slide 11 - Quiz
Hij drinkt de limonade. = Il boit la limonade. Hij drinkt het. = ........................................................
A
Il l' boit.
B
Il le boit.
C
Il la boit.
D
Il les boit.
Slide 12 - Quiz
Zij houden van het meisje. = Ils aiment la fille. Zij houden van haar. = ................................
A
Ils le aiment.
B
Ils l'aiment.
C
Ils la aiment.
D
Ils les aiment.
Slide 13 - Quiz
Zij houden van de kinderen. = Ils aiment les enfants. Zij houden van hen. = ........................................
A
Ils le aiment.
B
Ils l'aiment.
C
Ils la aiment.
D
Ils les aiment.
Slide 14 - Quiz
Zij zingen het liedje. = Ils chantent la chanson. Zij zingen het. = .....................................................
A
Ils le chantent.
B
Ils la chantent.
C
Ils l' chantent.
D
Ils les chantent.
Slide 15 - Quiz
Zij zingen de liedjes. = Ils chantent les chansons. Zij zingen ze. = ........................................................
A
Ils le chantent.
B
Ils la chantent.
C
Ils l' chantent.
D
Ils les chantent.
Slide 16 - Quiz
Wij gaan champagne drinken. = Nous allons boire du champagne. Wij gaan het drinken. = ....................................
A
Nous allons le boire.
B
Nous allons la boire.
C
Nous l'allons boire.
D
Nous allons les boire.
Slide 17 - Quiz
Neemt u die appels? = Vous prenez ces pommes? Neemt u ze? = .......................................................
A
Vous prenez les?
B
Vous la prenez?
C
Vous le prenez?
D
Vous les prenez?
Slide 18 - Quiz
Taakwerk week 47:
maken:
- opdr. 1 t/m 18 - Dossieropdracht 1 ( en de Extra Dossieropdracht)
leren:
- voca A, B en bron C, D > vrijdag a.s. s.o. Hfd. 2 - deel 1 !