Acuut

Spoed-triage
Leertaak 2.3
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
Training triageMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spoed-triage
Leertaak 2.3

Slide 1 - Diapositive

Waar kan de patiënt terecht bij spoed?

112 bij uitval vitale functies
Dokterswacht bij spoedsituaties buiten kantoortijden die niet kunnen wachten tot de volgende werkdag van de eigen huisarts
Filmpje DWF:
Bij eigen huisarts tijdens 
kantooruren

Slide 2 - Diapositive

Bij welke urgentie(s) is er spoed geboden?

Slide 3 - Question ouverte

Spoed
Wanneer belt iemand met de spoedlijn?
Hoe bel je met de spoedlijn van je eigen huisarts?
Hoe moet je de spoedlijn opnemen?
Hoe kan je de arts van informatie voorzien?
Hoe kan je een ambu regelen?

Slide 4 - Diapositive

Wat is het verschil tussen U0/U1 en U2? Leg uit.

Slide 5 - Question ouverte

Stappen triage
1. Is er sprake van een uitval of storing van vitale functies? (U0)
Als je weet dat er sprake is van verstoring of uitval van vitale functies (U0), kun je natuurlijk na één vraag stoppen; de rest van de vragen stellen zou dan te veel tijd kosten!

2. Is er sprake van een ongeval (trauma) als oorzaak van de klachten? Zo ja, kijk in Triagewijzer > Trauma. Bij een oogtrauma gebruik je het protocol Oogklachten.

3. Geen storing of uitval vitale functies of trauma > protocol uit NHG triagewijzer dat het meest overeenkomt met de klachten van de patiënt. Begin bij de vragen U1, U2, U3.

4. Als laatste bepaal je hoe het vervolgtraject zal zijn.

Slide 6 - Diapositive

Stap 1: uitval vitale functies
Als de patiënt niet meer ademt en er is geen polsslag meer, geef je omstanders instructies om te reanimeren. De instructies daarvoor staan in de NHG-TriageWijzer.
Als de patiënt ademt en er is een polsslag: gebruik ABCDE.

Slide 7 - Diapositive

Stap 2: trauma
We kunnen onderscheid maken tussen grote levensbedreigende ongevallen waarbij een situatie ontstaat met verstoring of uitval van vitale functies (U0), grote niet-levensbedreigende ongevallen (vaak U1, U2 of U3) of kleine ongevallen.

Slide 8 - Diapositive

Stap 3: NHG triagewijzer
 Als er klachten uit meerdere protocollen zijn, kies dan eerst het protocol met de meest bedreigende klacht. Bij een patiënt met buikpijn en hoesten bijvoorbeeld, is het verstandiger om eerst de buikpijn uit te vragen en daarna pas het hoesten.

Slide 9 - Diapositive

Stap 4: vervolgtraject
In de NHG-TriageWijzer staan voorstellen voor het vervolgtraject.

Slide 10 - Diapositive