Regles de prononciation - 4H

Bonjour!
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bonjour!

Slide 1 - Diapositive

La prononciation

Slide 2 - Diapositive

Bonjour H4
Plan du cours:
- L'oral (het mondeling): présentation de toi-même (collage), raconter sur les livres + opinion, poser des questions et savoir répondre.
- La prononciation: règles et exercices

Objectifs du cours: 
- Bewustwording van uitspraakregels: basisregels regels kennen zoals de uitspraak van nasale klanken (on, an, in), de regels rond eindmedeklinkers (die vaak niet worden uitgesproken), en de liaison.
- Verbetering van verstaanbaarheid: oefenen klanken die moeilijk zijn voor Nederlandstaligen, zoals de Franse r, de onderscheidingen tussen u en ou, en het verschil tussen é en è.


Slide 3 - Diapositive

Doel van de les
Bewustwording van uitspraakregels: basisregels regels kennen zoals de uitspraak van nasale klanken (on, an, in), de regels rond eindmedeklinkers (die vaak niet worden uitgesproken), en de liaison.

Verbetering van verstaanbaarheid: oefenen klanken die moeilijk zijn voor Nederlandstaligen, zoals de Franse r, de onderscheidingen tussen u en ou, en het verschil tussen é en è.


Slide 4 - Diapositive

1. En général, on ne prononce pas le -e à la fin d'un mot
Ex: l'école...

2. On ne prononce pas le -s du pluriel
Ex: tables, enfants...

3. En général, on ne prononce pas les consonnes à la fin d'un mot
Ex: grand, méchant, beaucoup, deux, nez, blanc...

Attention ! 
Tout le monde                                   Un grand bol
Toute une série                                 Une grande femme







Slide 5 - Diapositive

Koppel de Franse klanken met de Nederlandse klanken
OU
bonjour
OI
trois
AU
jaune
AI
maison
EU/OEU
jeu/oeuf
UI
suis
OE
WA
OO
È
EU
U van duf
WIE

Slide 6 - Question de remorquage

  • ou --> bonjour --> oe
  • oi --> trois --> wa
  • au --> jaune --> oo
  • ai --> maison --> è
  • oeu/eu --> oeuf/jeu --> eu
  • ui --> suis --> wie

Slide 7 - Diapositive

2. Le G et le C

Slide 8 - Diapositive

Le G
De g spreek je in het Frans niet uit als een harde g zoals in het Nederlands. (p.e. étage, genre, magasin, grand, glamour)
G doux = [zj]
Voor een e, i, y spreek je de g uit als [zj] zoals in etalage.
G dur =[g]
Voor alle andere letters (a, o, u) spreek je de g uit zoals in het woord goal.

Slide 9 - Diapositive

Le C
De c spreek je in het Frans net zo uit als in het Nederlands: als [s] (voor de letters e en i) of als [k] (voor alle andere letters).
Maar een c met een komma eronder (ç, c cédille) spreek je altijd uit als [s].
C doux = [s]
e, i, y
(p.e.; ici, Céline, français, ça va, vacances, copain)
C dur = [k]
a, o, u

Slide 10 - Diapositive

Hoe spreken we "CAMBRIOLAGE" uit?
A
c doux [s] + g doux [zj]
B
c dur [k] + g doux [zj]
C
c doux [s] + g dur [g]
D
c dur [k] = g dur [g]

Slide 11 - Quiz

Hoe spreken we "garçon" uit?
A
g doux [zj] + c doux [s]
B
g dur [g] + c doux [s]
C
g doux [zj] + c dur [k]
D
g dur [g] = c dur [k]

Slide 12 - Quiz

3. Les verbes

Slide 13 - Diapositive

Koppel de werkwoorden met dezelfde uitspraak
Zelfde uitspraak
Il a regardé
Tu regardes
Je regarde
Elles regardent
Nous regardons

Slide 14 - Question de remorquage

Et oui le -e, -es, -ent
 se prononcent tous de la même façon !
je regarde, tu regardes, ils regardent

Slide 15 - Diapositive

Koppel de werkwoorden met dezelfde uitspraak
Zelfde uitspraak
Il a regardé
Tu regardes
regarder
Nous regardons
Vous regardez

Slide 16 - Question de remorquage

Et oui le -er, , -ez
 se prononcent tous de la même façon !
regarder, il a regardé, vous regardez

Slide 17 - Diapositive

Koppel de werkwoorden met dezelfde uitspraak
Zelfde uitspraak
Nous aimions
J'aimais
On aimait
Ils aimaient
Vous aimiez

Slide 18 - Question de remorquage

4. Autres règles
  • t + ion --> s
Ex: information, exception...
Sauf: question 

  • qu --> k
Ex: que, question...
Sauf : quiz (kw)

  • ch --> sh
Ex: chien, chat...

Slide 19 - Diapositive

5. Les liaisons
  • voyelle / s / voyelle --> z
Ex: des amis

Attention: 
ils sont --> s        
ils ont --> z

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Ik ken de regels over de uitspraak en ik kan lezen zonder veel uitspraak fouten te maken
0100

Slide 22 - Sondage

Slide 23 - Diapositive