D19 - standenstrijd

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Standenstrijd

soldaten

boerenknechten

welgestelde boeren

equites (ridders)

grootgrondbezitters

patriciers

plebejers

Standenmaatschappij

Ongelijkheid :

=> patriciërs: kleine groep oude aanzienlijke families leveren senatoren en bestuurders

=> plebejers: gewone volk, heeft geen politieke macht

Wat zijn proletariers?

1. slaven
2. hele arme burgers
3. hele rijke burgers, maar geen adel
4. adel

Stemrecht

Iedere Romeinse burger had stemrecht.

De plebejers konden zich verbinden aan een patronus =>

in ruil voor hun stem, zorgde de patronus  voor zijn  cliëntes.

Willekeur

Patriciërs alle macht.

Plebejers in schuldslavernij door lange en verre oorlogen.

Komen in opstand wanneer de Senaat niet naar hun bezwaren luistert : 495 v. Chr.

wat is de secessio plebis?

1. een heilige berg waar het volk zich verzamelde
2. een staking van het volk
3. een volksvergadering
4. een ander woord voor volkstribuum

Secessio

plebis

Plebejers naar Heilige Berg.

Patriciërs krijgen de zenuwen: wat als de Volsci aanvallen?

Wat wonnen de plebejers met hun staking?

1. voortaan was er een volkstribuun
2. ze kregen stemrecht
3. ze kregen recht om ook consul te worden
4. ze kregen meer geld

Wat was de belangrijkste taak van de volkstribuun?

Wat was een sterk middel dat hij daarbij kon gebruiken?

Waarom waren de volkstribunen sacrosanct?

In welke internationale politieke organisaties wordt nu van een veto-recht gebruik gemaakt?

Welke hoge politieke ambtenaren zijn nu onschendbaar?

Beleg van 

Corioli

Tijdens oorlog met de Volsci.

Patriciër Gnaeus Marcius was een van de soldaten.

Had voor zijn dapperheid al een burgerkrans verdiend.

Tekst 33 De patriciër Gnaeus Marcius verovert Corioli

Gaan we nu nakijken!

Tekst 33 De patriciër Gnaeus Marcius verovert Corioli

Stap 1

Vergelijk jouw vertaling met die van je buur. 

Schrijf op per zin wat je anders hebt gedaan. 

Tekst 33 De patriciër Gnaeus Marcius verovert Corioli

Stap 2

Overleg:

Welke zinnen snappen jullie niet en moeten we bespreken?

Welke zinnen moeten we bespreken?

1: Erat - Marcius

2: Dum - invaserunt

3: Eodem - urgebant

4+5. Marcius - possumus

6: deinde - irrupit

7: ibi - indendit

8+9+10: incolae - incenderunt!

11: hic - Volscos

12: Ei - redierunt

13+14: Ita - fuit