Zorg

Zorg
  • Ik kan aangeven welke zorg er onder zelfzorg valt. 
  • Ik kan uitleggen wat mantelzorg is.
  • Ik kan 4 verschillende voorbeelden geven van beroepszorg. 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Zorg
  • Ik kan aangeven welke zorg er onder zelfzorg valt. 
  • Ik kan uitleggen wat mantelzorg is.
  • Ik kan 4 verschillende voorbeelden geven van beroepszorg. 

Slide 1 - Diapositive

Vormen van zorg.
Zelfzorg
Mantelzorg
Beroepszorg

Slide 2 - Diapositive

Wat is Zorg?
A
Zorg is aandacht voor de gezondheid
B
Zorg is de leer van het leven
C
Zorg is alles leren over mensen
D
Zorg is alles leren over dieren

Slide 3 - Quiz

Zelfzorg

Slide 4 - Diapositive

Welke soort zorg is dit: Neusspray kopen
A
Zelfzorg
B
Mantelzorg
C
Profesionele zorg

Slide 5 - Quiz

Mantelzorg

Slide 6 - Diapositive

Wat is mantelzorg?
A
Dan zorg je voor jezelf
B
Dan zorg je voor andere mensen en daar krijg je voor betaald
C
Dan zorg je voor andere mensen zonder dat je ervoor betaald wordt
D
Dan zorg je voor de kleding, zoals mantels, van de mensen om je heen

Slide 7 - Quiz

Er zijn verschillende vormen van zorg. Je hebt zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg.  
Wat betekent mantelzorg? 
A
Dat je goed voor jezelf kunt zorgen wanneer je ziek bent 
B
Dat je zorgt voor iemand anders, bijvoorbeeld een familielid of een vriend 
C
Dat een huisarts zorgt voor oudere mensen 
D
Dat ouderen in een verzorgingstehuis wonen

Slide 8 - Quiz

Beroepszorg

Slide 9 - Diapositive

Professionele zorg
A
Zorg verleend door iemand die opgeleid is
B
Zorg verleend door iemand zonder diploma

Slide 10 - Quiz

Henk gaat naar de oogarts want hij ziet dubbel.
A
Zelfzorg
B
mantelzorg
C
professionele zorg

Slide 11 - Quiz

zelfzorg
mantelzorg
professionele zorg

Slide 12 - Question de remorquage

Zelfzorg
Professionele zorg
Mantelzorg
De apotheker heeft de medicijnen gemaakt.
Mohammed gaat meer sporten om zijn conditie te verbeteren.
Mohammed slikt zijn medicijnen.
Zijn moeder brengt iets te drinken.
De huisarts heeft medicijnen voorgeschreven.
Zijn vrienden komen langs.

Slide 13 - Question de remorquage

Hoe ging de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 15 - Question ouverte

Waar wil je nog extra aandacht aan besteden?

Slide 16 - Question ouverte