1HVc - grammatica zinsdelen les 5

Nederlands - 1HVc
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Nederlands - 1HVc

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
- Lezen 
- Bespreken huiswerk
- Herhalen lesstof H1
- Start grammatica H2

Slide 2 - Diapositive

10 minuten lezen

Slide 3 - Diapositive

Bespreken huiswerk
Opdracht 2 en 3. Pak het er even bij! 

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 2
1 Vakantie / blijkt / voor veel mensen / een bron van inspiratie.
2 Op het eerste schoolfeest / gaf / Sophie / Daan / vorige week / een kus.
3 De snelste wielrenner / werd / beloond / met een bijzondere trofee.
4 Binnen twee weken / moesten / de vandalen / de boete / betalen.
5 Jaarlijks / doet / Georgios / mee / aan het schaaktoernooi voor scholieren.
6 De lerares / sprak / de klas / vermanend / toe.
Let op: Bij scheidbare werkwoorden (zoals meedoen en toespreken) is alleen het stukje dat van tijd verandert de persoonsvorm. Het losse stukje (mee en toe in zin 5 en 6) hoort niet bij de persoonsvorm.

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 3
In plaats van de vraagwoorden kun je een antwoord noteren. Een voorbeeld hiervan staat tussen haakjes.

1 Hoe laat (Om 8 uur) / ga / je / morgenavond / met Pim / naar het zwembad?
2 Welk restaurant (De pizzeria) / zal / worden genomineerd / door de gasten?
3 Wat voor antwoord (Antwoord A) / had / jij / ingevuld / bij vraag 7?
4 Welk boek (Harry Potter) / heb / je / laatst / geleend / bij de bibliotheek?

Slide 6 - Diapositive


Bij het ontleden van zinnen is het heel fijn als je weet wat de persoonsvorm is.


In het Nederlands begin je altijd met het zoeken naar de persoonsvorm als je een zin wil ontleden, anders lukt het niet :) 


Slide 7 - Diapositive


1. zoek de persoonsvorm
2. maak met de woorden steeds een andere zin. 

Slide 8 - Diapositive





Zinnen knippen is het verdelen van de zin in zinsdelen.
Als je een zin in stukken knipt, dan zet je voor en na ieder zinsdeel een streep.

Slide 9 - Diapositive


  • Verdeel de zin in zinsdelen.    
  •                                                                                
  • Bepaal eerst de persoonsvorm (pv).                                                                   
  • Maak steeds een andere zin; de woorden voor de persoonsvorm vormen één zinsdeel.                                                                                                       
  •  
  • Zet tussen de zinsdelen een streep; je knipt de zin dan in stukken.                                                                                                                             
  • Bepaal alle zinsdelen.
  • Op welke manier is de zin juist geknipt?
  • Slide 10 - Diapositive

    1. zoek de persoonsvorm
    • Zijn broertje maakte die lastige sommen uit zijn hoofd.
    • Zijn broertje | maakte | die lastige sommen uit zijn hoofd.

    Slide 11 - Diapositive

    2. maak met de woorden steeds een andere zin

    • Zijn broertje | maakte | die lastige sommen uit zijn hoofd.

    •  Die lastige sommen | maakte |  zijn broertje uit zijn hoofd. 
    • Uit zijn hoofd | maakte | zijn broertje die lastige sommen.



    zinsdelen
    Kijk nu eens naar welke stukjes van de zin VOOR de persoonsvorm komen. Dat zijn dus alle zinsdelen! 

    Slide 12 - Diapositive

    De zinsdelen
    Zijn broertje maakte die lastige sommen uit zijn hoofd.

    • Zijn broertje 
    • maakte
    • die lastige sommen 
    • uit zijn hoofd.

    • Zijn broertje | maakte | die lastige sommen | uit zijn hoofd.



    Slide 13 - Diapositive

    Slide 14 - Vidéo

    Woordenschat H2 
    Het onderwerp in de zin

    Slide 15 - Diapositive

    onderwerp
    Het onderwerp (o) geeft aan wie of wat iets doet.

    We zeggen ook wel: het is de hoofdrolspeler van de zin.

    Slide 16 - Diapositive

    Hoe vind je het onderwerp?
    • Het onderwerp is wie iets doet of wat iets doet

    • Je stelt de vraag wie (of wat) + pv.

    Slide 17 - Diapositive

    Slide 18 - Vidéo

    Aan de slag
    Maak opdracht 1 van Grammatica Zinsdelen H2 (bladzijde 58). Lees eventueel de theorie nog eens door. 

    Slide 19 - Diapositive