Betoog, tegenargumenten en weerleggingen

Betoog 
BETOOG
Herhalen
Opbouw
Tegenargumenten en weerleggingen
Poll
 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Betoog 
BETOOG
Herhalen
Opbouw
Tegenargumenten en weerleggingen
Poll
 

Slide 1 - Diapositive

Hoe schrijf je een betoog?
https://www.youtube.com/watch?v=oL7QrAM4hto&t=58s


Slide 2 - Diapositive

In een betoog moet je de lezer:
A
iets uitleggen
B
overhalen/activeren
C
overtuigen

Slide 3 - Quiz

Je begint de inleiding van je betoog met je standpunt.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quiz

Een standpunt is:
A
Een constatering
B
Een mening
C
Een vraag
D
De onderbouwing van je argument

Slide 5 - Quiz

Je standpunt schrijf je op als vraag.
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quiz

Je introduceert je standpunt met het volgende signaal:
A
ik vind
B
dan ook
C
dus
D
want

Slide 7 - Quiz

Wat is een goede volgorde van een betoog?
A
conclusie - standpunt -tegenargument - weerlegging - argument(en).
B
conclusie - standpunt - argument(en) - weerlegging - tegenargument.
C
standpunt - tegenargument - weerlegging- argument(en) - conclusie
D
standpunt - argument(en) - tegenargument - weerlegging - conclusie.

Slide 8 - Quiz

Je lezers zijn het niet met je eens. Dit heet een publiek met:
A
een tegenovergesteld standpunt
B
een standpunt van twijfel

Slide 9 - Quiz

Om een publiek met een tegenovergesteld standpunt te overtuigen moet je:
A
sterke argumenten geven
B
hun argument herhalen als tegenargument en dan weerleggen
C
hun argument negeren
D
een krachtig slot schrijven

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Waarom neem je een tegenargument en weerlegging op in je betoog?

Slide 13 - Question ouverte

Een goed signaal om een tegenargument aan te kondigen is:
A
Tegenstanders geven vaak aan...
B
Echter
C
Dus
D
Ten eerste

Slide 14 - Quiz

Een weerlegging gaat in tegen ...
A
Het tegenargument
B
Het standpunt

Slide 15 - Quiz

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quiz

Is de reactie een tegenargument of weerlegging?

''De kerstvakantie is om lekker uit te rusten en veel te lezen.''
Reactie: ''Er zijn ook mensen die juist gaan sporten en gamen!''
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 17 - Quiz

Is de reactie een tegenargument of een weerlegging?


''In de winter moet je lekker met de bus naar school gaan.''
Reactie: ''De dienstregeling is slecht en het kost me daarom veel meer tijd.''
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Wat ga je doen?
- Maak een schrijfplan: wat schrijf je waar? Inleiding, middenstuk, slot. (standpunt, min. 3x argumenten voor -SEXI uitgewerkt-, 2x tegenargument + weerlegging) 
- Start met het schrijven van het betoog

Slide 21 - Diapositive

Huiswerk voor de volgende les:
- Schrijfplan af (zet dit in het Word-document van het betoog)
- Inleiding betoog geschreven

Slide 22 - Diapositive

Wat heb jij vandaag geleerd?

Slide 23 - Question ouverte

Wat ga je doen met Kerstmis?

Slide 24 - Carte mentale

Ik heb er vertrouwen in dat ik over een paar weken een goed betoog kan schrijven!
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

kerstmis of Kerstmis?
A
kerstmis
B
Kerstmis

Slide 26 - Quiz

Wanneer is het Kerstmis?
A
23 en 24 december
B
25 en 26 december
C
31 december en 1 januari
D
14 februari

Slide 27 - Quiz

Aan de slag:
Opdr. 7, p. 122, bouwplan en inleiding. Inleveren over 15 min. 

Heb je dit klaar, dan ga je verder met het middenstuk. Inleveren na de vakantie. 


Slide 28 - Diapositive

Hoe verlaat jij deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage