2H - 16 mei - de regelmatige werkwoorden op -re

Mardi le 16 mai 2023 
2-havo, cours 1 
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Mardi le 16 mai 2023 
2-havo, cours 1 

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui
  • Aantekening les verbes en -re (bron G)
  • Faire des exercices  

Slide 2 - Diapositive

Welke regelmatige werkwoorden ken je al?

Slide 3 - Carte mentale

CH. 5 - bron G - les verbes en -re 
  • Je kent al twee groepen werkwoorden die regelmatig vervoegd worden, namelijk de werkwoorden op -er (leerjaar 1) en de werkwoorden op -ir (leerjaar 2)
  • Vandaag leren we nog een groep regelmatige werkwoorden erbij, namelijk de werkwoorden die eindigen op -re. 

Slide 4 - Diapositive

Stappenplan voor het vervoegen van de werkwoorden op -re 
  • de présent (de tegenwoordige tijd)
  • Stap 1: je haalt -re van het werkwoord af.
  • Bijvoorbeeld: entendre, entend-
  • Stap 2: Kijk naar het onderwerp in de zin (welke persoon staat erin?).
  • Stap 3: voeg de juiste uitgang toe.
  • Bijvoorbeeld: nous entendons.  

Slide 5 - Diapositive

De uitgangen (voor de présent)
Je/j'
attends
Tu
attends
Il/elle/on
attend
Nous
attendons
Vous
attendez
Ils/elles 
attendent

Slide 6 - Diapositive

Tu as envie de partir en vacances? Qu'est-ce que tu ... (répondre)
A
répondons
B
réponde
C
réponds
D
répond

Slide 7 - Quiz

Les gens (perdre) ... parfois leurs bagages pendant les vacances.

Slide 8 - Question ouverte

Stappenplan voor het vervoegen van de werkwoorden op -re 
  • de passé composé
  • Stap 1: vertaal het werkwoord (zo weet je welk hulpwerkwoord je moet kiezen)
  • bijvoorbeeld: entendre (horen) --> ik heb gehoord 
  • Stap 2: je kiest het juiste hulpwerkwoord, in dit geval avoir.
  • Bijvoorbeeld: il ... (entendre) --> il a ...
  • Stap 3: Maak het voltooid deelwoord. Dat doe je door -re te doen en een -u toe te voegen.
  • Bijvoorbeeld: il a entendu (hij heeft gehoord) 

Slide 9 - Diapositive

On (rendre = terugbrengen) vos bagages?
A
ont rends
B
a rendu
C
a rendré
D
ai rendu

Slide 10 - Quiz

Oui, ils (attendre) très longtemps à l'aéroport.

Slide 11 - Question ouverte

Vind je dit een moeilijk onderwerp?
010

Slide 12 - Sondage

Faire des exercices! 
ex. 27cde
fini? apprends le vocabulaire E 

Slide 13 - Diapositive