Examen Engels

Welk hulpmiddel mag je gebruiken bij je examen?
1 / 18
suivant
Slide 1: Question ouverte
Engels

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welk hulpmiddel mag je gebruiken bij je examen?

Slide 1 - Question ouverte

Je wilt het spreekwoord 'to lose your marbels' opzoeken. Bij welk woord moet je zoeken?

Slide 2 - Question ouverte

Reading 

Volg een stappenplan
Let goed op de signaalwoorden in de tekst! Deze geven verbanden in de tekst aan. De signaalwoorden kun je markeren.
 Let ook goed op de eerste en laatste zinnen in elke alinea. Vaak bevatten deze belangrijke informatie.
Listening 

Kijk de komende tijd Engelse films (zonder Nederlandse ondertiteling) en bijvoorbeeld Newsround. Zo raak je meer gewend aan luisteren in het Engels. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

A.
B.
Welke foto past het best bij de titel?

Slide 5 - Diapositive

Welke foto past het best bij de titel? Noem de letter en waarom je dat denkt.

Slide 6 - Question ouverte

Signaalwoorden
Een signaalwoord of  verbindingswoord is een woord of woordgroep waarmee een verband wordt aangegeven tussen twee alinea's, zinnen of deelzinnen. 

Slide 7 - Diapositive

Welk woord past het best in het zwarte blokje?
A
but
B
if
C
and
D
like

Slide 8 - Quiz

'like' wordt gebruikt om een voorbeeld te geven. Het betekent zoals. Wat zijn de voorbeelden die er gegeven worden voor het gebruik van social media?

Slide 9 - Diapositive

Welke voorbeelden worden er in de tekst genoemd van het gebruik van social media?

Slide 10 - Question ouverte

I like coffee, .... my friend prefers tea.
A
and
B
but
C
so
D
for

Slide 11 - Quiz

I like coffee, but my friend prefers tea.
Dit is een..................
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling
D
conclusie

Slide 12 - Quiz

Check:
  •  De antwoorden staan in alfabetische volgorde dus het kan gebeuren dat je 6 keer achter elkaar A krijgt, puur toeval. 
  •  Als maar een deel van het antwoord goed is, is het fout.  
  •  ook als je meteen weet dat antwoord A goed is moet je de andere antwoorden lezen. Je weet maar nooit …. 
  • Het goede antwoord is meestal een stukje uit de tekst in andere woorden. 

Slide 13 - Diapositive

Check:
  •  De antwoorden staan in alfabetische volgorde dus het kan gebeuren dat je 6 keer achter elkaar A krijgt, puur toeval. 
  •  Als maar een deel van het antwoord goed is, is het fout.  
  •  ook als je meteen weet dat antwoord A goed is moet je de andere antwoorden lezen. Je weet maar nooit …. 
  • Het goede antwoord is meestal een stukje uit de tekst in andere woorden. 

Slide 14 - Diapositive

Check:
  •  De antwoorden staan in alfabetische volgorde dus het kan gebeuren dat je 6 keer achter elkaar A krijgt, puur toeval. 
  •  Als maar een deel van het antwoord goed is, is het fout.  
  •  ook als je meteen weet dat antwoord A goed is moet je de andere antwoorden lezen. Je weet maar nooit …. 
  • Het goede antwoord is meestal een stukje uit de tekst in andere woorden. 

Slide 15 - Diapositive

Check:
  •  De antwoorden staan in alfabetische volgorde dus het kan gebeuren dat je 6 keer achter elkaar A krijgt, puur toeval. 
  •  Als maar een deel van het antwoord goed is, is het fout.  
  •  ook als je meteen weet dat antwoord A goed is moet je de andere antwoorden lezen. Je weet maar nooit …. 
  • Het goede antwoord is meestal een stukje uit de tekst in andere woorden. 

Slide 16 - Diapositive

Check:
  •  De antwoorden staan in alfabetische volgorde dus het kan gebeuren dat je 6 keer achter elkaar A krijgt, puur toeval. 
  •  Als maar een deel van het antwoord goed is, is het fout.  
  •  ook als je meteen weet dat antwoord A goed is moet je de andere antwoorden lezen. Je weet maar nooit …. 
  • Het goede antwoord is meestal een stukje uit de tekst in andere woorden. 

Slide 17 - Diapositive

Good luck!

Slide 18 - Diapositive