vh3b/th3a - reflexive + reciprocal pronouns 16-5-2024

Welcome class!
17th May 2024
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welcome class!
17th May 2024

Slide 1 - Diapositive

Today
Grammar - reflexive + reciprocal pronouns

Goal: I know when and how to use a reflexive pronoun or a reciprocal pronoun in English sentences.


Slide 2 - Diapositive

Reflexive and reciprocal pronouns
I took a picture of myself. > Ik nam een foto van mezelf.
She bought herself a new computer. > Zij kocht een nieuwe computer voor zichzelf.

Je gebruikt wederkerende voornaamwoorden (= reflexive pronoun) om te praten over situaties waarbij het onderwerp en het lijdend voorwerp dezelfde persoon zijn.




Slide 3 - Diapositive

wederkerend voornaamwoord :
ik
me / mijzelf
myself
I
jij
je / jezelf
yourself
you
hij/zij/het
zich
himself/herself/itself
he/she/it
wij
ons
ourselves
we
jullie
je / jezelf
yourselves
you
zij
zich
themselves
they

Slide 4 - Diapositive

myself
yourself
himself
herself
itself
ourselves
themselves
I
you
he
she
it
we
they

Slide 5 - Question de remorquage

Reflexive and reciprocal pronouns 

He saw himself in the mirror. 
They enjoyed themselves at the party.

Je vertaalt -self en -selves met zich of zichzelf.








Slide 6 - Diapositive

 Reflexive and reciprocal pronouns 

Do you shave even on Sundays?
She’s old enough to dress herself.

Let op! In het Engels gebruik je geen wederkerend voornaamwoord na werkwoorden als wash, dress en shave, behalve wanneer je nadruk wil leggen op wie de handeling uitvoert.












Slide 7 - Diapositive

 Reflexive and reciprocal pronouns 

They saw each other at the festival. Zij zagen elkaar op het festival.
You have to look after one another! > Jullie moeten voor elkaar zorgen!

Je gebruikt de wederkerige voornaamwoorden (= reciprocal pronouns) each other en one another om te praten over ‘elkaar’.
















Slide 8 - Diapositive

 Reflexive and reciprocal pronouns 

They kissed when she got home.


Let op! In het Engels gebruik je geen wederkerig voornaamwoord na werkwoorden als marry, hug, en kiss die al aangeven dat de handeling van beide kanten komt. 












Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Wat betekent "each other, one another"? bijv. They talk to each other.
A
zichzelf
B
elkaar

Slide 11 - Quiz

Welke reflexive pronoun staat in het enkelvoud?
A
himself
B
themselves

Slide 12 - Quiz

Welke reflexive pronouns (wederkerend vnw.) hoort bij you
A
myself
B
yourself
C
themselves
D
itself

Slide 13 - Quiz

Welke reflexive pronouns (wederkerend vnw.) hoort bij I
A
myself
B
yourself
C
itself
D
yourself

Slide 14 - Quiz

Reflexive pronouns worden gebruikt om.....................een persoon / dier / ding
A
bezit aan te geven van
B
aan te geven hoe iets gebeurd met
C
terug te verwijzen naar
D
aan te geven dat iets in de toekomst gebeurd met

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste reflexive pronoun in:
you bought ________ a new computer
A
myelf
B
himself
C
yourself

Slide 16 - Quiz

We looked at _________ (=we keken naar elkaar).
A
ourselves
B
each other

Slide 17 - Quiz

They talk to _______ (=zij praten tegen hun zelf).
A
themselves
B
themself

Slide 18 - Quiz

She hurt _______.
A
herselves
B
himself
C
herself

Slide 19 - Quiz

Subject: reflexive & reciprocal pronouns.

Translate: Wij keken naar elkaar = We looked at ________ _________ .

Slide 20 - Question ouverte

Homework
Read the grammar box on p. 75 on reflexive and reciprocal pronouns
Complete ex. 27 to 29, p. 74 to 76

Done with the assignments? --> Go to Slim Stampen, practice with Grammar parts 12a + 12b

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Lien