herhalen thema voeding en vertering examen

thema voeding en vertering
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

thema voeding en vertering

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke kies is een knipkies
A
B
C

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het verteringstelsel van een planteneter is ..... dan die van een vleeseter
A
even lang
B
korter
C
Langer

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

in een gevonden schedel zitten veel plooikiezen.
Van welk soort dier is het?
A
Vleeseter
B
Planteneter
C
Alleseter

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

welke tanden gebruikt je om planten te vermalen
A
Kiezen
B
Snijtanden
C
Hoektanden
D
alle drie

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mensen zijn van nature
A
Alleseters
B
Vleeseters
C
Planteneters

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noem je onderdeel 6?
A
Glazuur
B
Kroon
C
Tandbeen
D
Wortel

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tandbeen
glazuur
kies
grootste deel van een tand
erg harde laag om het tandbeen van de kroon
achterste delen van het gebit waarmee je voedsel fijnmaalt

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Tandbederf ontstaat door:
A
suikers die je glazuur aantasten
B
bacterien die je glazuur aantasten
C
zuren die je glazuur aantasten
D
mineralen die je glazuur aantasten

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

welke voedingstoffen worden gebruikt als beschermende stoffen?
A
Mineralen en vitaminen
B
Koolhydraten en Vitaminen
C
Koolhydraten en eiwitten
D
Eiwitten en Vitaminen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een functie van deze voedingstoffen is het verzorgen van energie
A
Bouwstof
B
Brandstof
C
Reservestof
D
Beschermende stof

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bewering is fout?
een voedingsvezel....
A
Prikkelt je darmen zodat je beter kunt poepen
B
Kun je niet verteren(opnemen)
C
is altijd dierlijk
D
is een voedingsmiddel

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

met een indicator kun je een stoffen aantonen
A
onjuist
B
juist

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slokdarm
Lever
Dikke darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
Anus
Appendix

Slide 18 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemen we het afwisselend samentrekken van de kringspieren en lengtespieren?
A
Vertering
B
Voortstuwing voedsel
C
Darmperistaltiek
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Peristaltische beweging van de darmen

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk orgaan zorgt er voor dat de voedingsstoffen in het bloed komen?
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
maag
D
lever

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stof kan zo zonder vertering in het bloed worden opgenomen?
A
Mineralen
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Koolhydraten

Slide 22 - Quiz

Overslaan bij tijdgebrek
Wat zijn eiwitten vooral?
A
Bouwstof
B
Brandstof
C
reservestof
D
beschermende stof

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk orgaan word de gal gemaakt
A
Galblaas
B
Lever
C
Alvleesklier
D
Maag

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke voedingstoffen worden voornamelijk in de dikke darm opgenomen?
A
Vetten
B
Koolhydraten
C
Water
D
Eiwitten

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens het eten/slikken zijn de huig en het strottenklepje?
A
Huig open Strottenklepje dicht
B
Huig dicht Strottenklepje open
C
Beide open
D
Beide dicht

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De werking van een enzym

s




  • Maakt van een voedingsstof die niet opgenomen kan worden in het bloed verteringsproducten die (deels) wel opgenomen kunnen worden.

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

    Welke van de voedingsstoffen moet je verteren?
WEL verteren
NIET verteren
glucose
vetten
zetmeel
vitamines
eiwitten
mineralen
water

Slide 28 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke klieren in het verteringsstelsel maken volgens jou verteringssappen? (anoniem)

Slide 29 - Question ouverte

Speekselklieren
Maagsapklieren
Alvleesklier
Darmsapklieren
Wanneer word je dikker van suiker?
A
Als je er teveel van binnenkrijgt. Het wordt dan als reservestof opgeslagen
B
Als je de suiker als brandstof gebruikt
C
Als je de suiker als bouwstof gebruikt
D
Je wordt altijd dikker van suiker als je dat eet

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, mondholte, maag

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is de functie van maagzuur?
A
Het speelt een rol bij de vertering
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Smaakmaker
D
Een zuurder 'smaakje' toevoegen aan voedsel

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is de functie van maagsap?
A
Verteren van eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van koolhydraten
D
Het maagzuur helpen

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van alvleeskliersap?
A
Verteren van alleen eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van alleen vetten
D
Verteren van eiwitten, koolhydraten en vetten

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Gal wordt gemaakt in de galblaas
2. Gal emulgeert vet, het maakt dat vet uit kleinere
bolletjes gaat bestaan
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Vanuit de dikke darm worden water en
voedingsvezel aan het bloed toegevoegd
2.De niet-verteerde voedselresten verlaten het
lichaam via de anus
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions