Herhalingsles apprendre 1-5

BONJOUR ET BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BONJOUR ET BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen van de Franse lidwoorden en persoonlijke voornaamwoorden.
  • Uitleg + oefeningen
  • Exercice 16F

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Ik begrijp het gebruik van de Franse lidwoorden en persoonlijke voornaamwoorden en kan deze toepassen in een gesprekje.

Slide 3 - Diapositive

Franse lidwoorden

Slide 4 - Carte mentale

Bepaalde lidwoorden


Mannelijk= le                                    
Vrouwelijk= la                        
Voor een klinker of stomme h= l'
Meervoud= les


de/het
Er is geen regel voor om te weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Dit moet je gewoon leren!
Bijvoorbeeld: 
le musée
la ville
l'ami
les classes

Slide 5 - Diapositive

Onbepaalde lidwoorden

Mannelijk= un
Vrouwelijk= une
Meervoud= des
een
Bijvoorbeeld:
un collège
une adresse
des filles

Slide 6 - Diapositive

Vertaal: een vriendin

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal: de vrienden

Slide 8 - Question ouverte

'Les' vertaal je met:
A
de/het
B
de
C
niet
D
het

Slide 9 - Quiz

In het meervoud komt er altijd een s achter het zelfstandig naamwoord
Vrai
Faux

Slide 10 - Sondage

'Des' vertaal je met:
A
de/het
B
de
C
het
D
niet

Slide 11 - Quiz

Vertaal: de school

Slide 12 - Question ouverte

Zeg het rijtje van être op 

Slide 13 - Diapositive

être
Je suis
tu es
il est
elle est
on est
nous sommes
vous êtes
ils sont
elles sont
Ik ben
jij bent
hij is
zij is
men is, wij zijn
wij zijn
jullie zijn, u bent
zij zijn (m)
zij zijn (v)

Slide 14 - Diapositive

Hoe vertaal je 'het is' in het Frans?

Slide 15 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de persoonlijke voornaamwoorden il, ils , elle of elles ?
Wanneer gebruik je de persoonlijke voornaamwoorden il, ils, elle of elles?
Il= hij (mannelijk enkelvoud)
Elle= zij (vrouwelijk enkelvoud)
Ils= zij (mannelijk meervoud)
Elles= zij (vrouwelijk meervoud)

Slide 16 - Diapositive

Vervang de rode woorden uit de zinnen door il, ils, elle of elles.
1. Luc et Charlotte sont au collège.
2. Boris est un grand garçon.
3. Fleur et Charlotte habitent à Zwijndrecht.
4. Sophie est dans le musée.

Slide 17 - Diapositive

1. Ils sont au collège.
2. Il est un grand garçon.
3. Elles habitent à Zwijndrecht.
4. Elle est dans le musée.

Slide 18 - Diapositive

Exercice 16F
  • Maak samen met je buurman/buurvrouw het gesprekje volgens het voorbeeld. Gebruik de juiste lidwoorden en persoonlijke voornaamwoorden!
  • Begin met gesprekje 1 : de linkerrij (à gauche)
  • En daarna met gesprekje 2: de rechterrij (à droite)

Slide 19 - Diapositive

Les devoirs
Leer nog een keer goed apprendre 1-5!
Volgende les: proeftoets

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive