bloedtransfusie

bloedtransfusie
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

bloedtransfusie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

inhoud
samenstelling bloed
normaalwaarden
kruisproef
indicaties
contra- indicaties
ethische dillema's 
etiket controleren
aandachtspunten
complicaties
afronding

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
  • je kunt benoemen welke indicaties er zijn om bloed- of bloedproducten toe te dienen
  • je kunt uitleggen waarom het belangrijk is dat de bloedgroep en resusfactor voorafgaand aan de bloedtransfusie bekend zijn
  • je kunt de vpk aandachtspunten benoemen bij het toedienen van bloed- of bloedproducten
  • je kent de complicaties die kunnen optreden bij een transfusie
Wat is je eigen leerdoel voorafgaand aan deze les?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Jaarlijks ontvangen ongeveer 250.000 Nederlanders een bloedtransfusie

Slide 5 - Diapositive

afname aantal bloedtransfusies tgv:
  • minder invasieve chirurgische ingrepen (laparoscopisch als het kan)
  • nieuwe richtlijn - effect bloedtransfusie nihil bij HB <6
  • kritischer gekeken naar noodzaak en effect
Alleen als het moet!

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Bloedgroep wordt bepaald door de antigenen die op de rode bloedcellen zitten, samen met de aangeboren antistoffen tégen de andere bloedgroepen. Dit is genetisch bepaald. Je krijgt je bloedgroep dus van je vader of je moeder.
Er zijn A en B-antigenen. Bloedgroep A heeft antigeen A en antistoffen tegen bloedgroep B. O, eigenlijk 0 heeft geen antigenen en antistoffen tegen A én B. Bloedgroep O en A komen het meest voor.
AB+ is universele ontvanger, O- universele donor.
Bij de Resusfactor wordt gekeken of er een resusantigeen is gekoppeld aan erytrocyt. De meeste mensen zijn resuspositief en hebben dus het resuspositieve antigeen. Deze mensen kunnen geen resus-antistoffen aanmaken. Mensen die dit antigeen niet hebben noem je resusnegatief, zij kunnen resus-antistof aanmaken, als ze in contact komen met resuspositief bloed. Deze resus-antistoffen zijn dus niet aangeboren aanwezig. Als je iemand met bloedgroep O negatief dus O positief bloed zou geven, gaat het lichaam antistoffen aanmaken waardoor het bloed gaat klonteren. Daarom is een zogenaamde ‘kruisproef’ voor een bloedtransfusie nodig, om te controleren of er geen reactie optreedt.
Een situatie waarin dit ook problemen kan gaan opleveren is als een Resusnegatieve moeder zwanger is van een kindje met resuspositieve bloedgroep.


oefenen met bloedgroepen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

hoe bloedgroep bepaald?

Slide 9 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

bloedgroep bepaling
De letters A en B staan voor verschillende eiwitten die de rode bloedcellen kunnen bevatten. Komt eiwit A voor heb je bloedgroep A en komt eiwit B voor heb je bloedgroep B. Bij bloedgroep AB komen beide eiwitten voor en als beide eiwitten niet voorkomen spreken we van bloedgroep O

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

rhesusfactor

Slide 11 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Rhesusfactor
De rhesusfactor (Rh) is een eiwit dat op de oppervlakte van de rode bloedcellen kan zitten en daarmee je bloedgroep bepaalt. Als de rhesusfactor op je rode bloedcellen zit, ben je rhesus positief. Dit is het geval bij 85% van de mensen. Als de factor ontbreekt, ben je rhesus negatief.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedgroepen
Bloedtransfusie

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Aantal keren bloedgeven ook afhankelijk van bloedgroep (tekort of niet)
Bloed wordt gecontroleerd op oa. Geslachtsziekten-hepatitis.

Plasmadonor: bloed via machine scheiding bloed in cellen en plasma. Cellen worden teruggegeven aan lichaam. Plasma geven mag elke 2 weken. (min. 6x per jaar). Je kunt geen bloeddonor én plasmadonor zijn.

Geen 100% zekerheid virus in donorbloed:
• te weinig virus in het bloed zit om te meten
• een virus is dat we nog niet kennen
• niet voor alle ziekte verwekkers testen voorhanden zijn
Sommige bacteriën groeien langzaam en kunnen heel soms onopgemerkt bij de bloedplaatjes zitten als deze worden toegediend. Met speciale vragen aan de donors kunnen we erachter komen of een donor veel kans heeft op een ziekte met een virus of bacterie. Als dat zo is, nemen we geen bloed bij zo’n donor af
indicaties bloedtransfusie

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Beenmergaandoeningen (bijv. Kahler (multipel myeloom), anemie
Afhankelijk van reden, soort bloedproduct.

Patiëntenfolder Bloedtransfusie

Slide 18 - Diapositive

Autologe transfusie = voorafgaand aan grote operatie eigen bloed afnemen en dit tijdens/ na de operatie weer terug krijgen
RBC = Rode BloedCellen, EC = Erytrocytenconcentraat, PC = Packed Cells
VP = Vers Plasma
Verschillende soorten bloedproducten kunnen niet worden gemengd

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Tekort bij tumoren, miltproblemen enz.
Stoornis in bloedstolling (bijv. hemofilie)

Slide 21 - Diapositive

bloedingen bij aangeboren of verworven stollingsstoornissen
trombotische trombocytopenische purpura

Slide 22 - Diapositive

Bloedtransfusie wordt niet thuis uitgevoerd.
Kruisproef = in lab wordt bloed ontvanger in contact gebracht met bloed donor. Indien geen reactie (bijv. klontering), dan kan bloed gegeven worden. Max 24 uur vóór bloedtransfusie
Positieve kruisproef = geen bloedtransfusie

Slide 23 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Voorlichting: denk aan angst voor ziekten en geloofsovertuiging. Er is een voorlichtingsfolder. Bij kinderen mbv plaatjes, filmpjes

Slide 25 - Diapositive

NaCl op driewegkraan dicht = noodlijn, in geval van transfusiereactie; loodrecht op de driewegkraan

Wat zou er allemaal gecontroleerd moeten worden voordat de transfusie kan worden uitgevoerd?

Slide 26 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

De volgende controles gebeuren aan het bed van de patiënt met twee verpleegkundigen, indien aanwezig met de hulp van een digitaal scansysteem:
Actieve bevraging naam en geboortedatum patiënt en controle identificatiebandje. Deze naam wordt vergeleken met de gegevens op het transfusieformulier en het bloedderivaat.
Vergelijking van de gegevens op het bloedderivaat met het transfusieformulier (eventueel digitaal):
identificatie patiënt
bloedgroep en resusfactor
unitnummer
vervaldatum bloedderivaat
vervaldatum type and screen of kruisproef
Controle van het bloedderivaat op visuele beschadiging, verkleuring, stolsels,…

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Diapositive

Spoelen is nodig om in de lijn geen reactie te krijgen. In het lichaam maakt het niets uit.
Bij reacties zout aansluiten en infuus niet verwijderen ivm vervolgreacties

Bij een bloedtransfusie bestaat het risico op transfusiereacties. Zoek 2 op. Wat zijn de verschijnselen?

Slide 31 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Koorts zonder hemolytische reactie is de meest voorkomende, veroorzaakt door leukocyten antistoffen. Dit soort reacties treden minder op, nu men werkt met erytrocytenconcentraten zonder leukocyten.

Slide 33 - Diapositive

Acute hemolytische transfusiereactie - een verhoogde afbraak van erytrocyten (hemolyse) binnen enkele minuten na aanvang tot 24 uur na afloop van de transfusie. Dit leidt tot bloedstolling waardoor er acute nierinsufficiëntie, longfalen en shock optreden.

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat moet je als allereerste doen, wanneer je een transfusiereactie vermoedt?
A
de arts bellen
B
klemmetje van transfusielijn dichtzetten
C
MEWS uitvoeren

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Met welke infuusvloeistof mag de RBC gegeven worden?
A
NaCL 0,9%/ Glucose 5%
B
Glucose 5%
C
NaCL 0,9%

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Donor
Ontvanger
Van welke bloedgroepdonoren kan de ontvanger bloed ontvangen?
A+
A-
B+
B-
AB+
AB-
O+
O-
Donor O-
Donor O+, O-, A- en A+
Donor O- en A-
Donor O-, O+, A-, A+, B-, B+, AB- en AB+
Donor O- en O+
Donor O-, A-, B- en AB-
Donor O-, O+, B- en B+
Donor O- en B-

Slide 38 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een kruisproef?

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke controles voer je uit voor het geven van een bloedtransfusie?

Slide 40 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand met bloedgroep AB- kan de volgende bloedtransfusie krijgen
A
O+
B
A-
C
BEIDE KUNNEN
D
GEEN VAN BEIDE KAN

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

aandachtspunten 
indicaties, complicaties en aandachtspunten
de 8 belangrijkste bloedgroepen
universele donor ( bloedgroep)
wat zijn reguliere antistoffen
kruisproef
rhesusantagonisme
regels en stappen bloedtransfusie

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions