3a1 Spelling - Engelse werkwoorden vervoegen

Pak een schrift en een pen!
Welkom!
Ga rustig zitten
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Pak een schrift en een pen!
Welkom!
Ga rustig zitten

Slide 1 - Diapositive

De afspraken
  • Telefoon in je tas (stil, vliegtuigmodus of uit).
  • Tijdens de instructie ben je stil.
  • Als je iets wilt vragen steek je je hand op, je wacht met praten tot je de beurt krijgt.

Slide 2 - Diapositive

Het programma
- Engelse werkwoorden vervoegen, hoe doe je dat ook alweer?
- Oefening baart kunst!
- Wat staat er morgen op het menu?

Slide 3 - Diapositive

Engelse werkwoorden
Werkwoorden die uit het Engels komen, vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse (zwakke) werkwoorden.

joggen - ik jog - hij jogt - hij jogde - hij heeft gejogd
downloaden - ik download - hij downloadt - hij downloadde - hij heeft gedownload
gamen - ik game - hij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed

Slide 4 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
De uitspraak bepaalt of je aan het eind van de ik-vorm één of twee medeklinkers schrijft. 

paintballen > ik paintball - hij paintballt - hij heeft gepaintballd (je hoort 'bol', dus dubbel l) 

whatsappen > ik whatsapp - hij whatsappt - hij heeft gewhatsappt (je hoort 'ep')



Slide 5 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Wanneer schrijf je dan geen dubbele klinker aan het einde van de ik-vorm?

Als de dubbele klinker niet bepalend is voor de uitspraak.

Grillen > ik gril - jij grilt - hij heeft gegrild
Stressen > ik stres - jij strest - hij is gestrest


Slide 6 - Diapositive

Engelse werkwoorden
  • sommige ww behouden -e in de stam, vanwege uitspraak:

    gamen > ik game - jij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed

    deleten >ik delete - jij deletet - hij deletete - hij heeft het bestand gedeletet

Slide 7 - Diapositive

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste klank.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.

racen - ik race - hij racet - hij racete - hij heeft geracet
smashen - ik smash - hij smasht - hij smashte - hij heeft gesmasht

Slide 8 - Diapositive

Wat is goed gespeld?
A
Ik heb jaren gevolleybald
B
Ik heb jaren gevolleyballd

Slide 9 - Quiz

Wat is goed gespeld?
A
Els savt de documenten op haar pc
B
Els savet de documenten op haar pc

Slide 10 - Quiz

Wat is goed gespeld?
A
Job heeft het document gedeleted
B
Job heeft het document gedeletet

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste schrijfwijze:
A
De computer crashed tijdens de les
B
De computer crasht tijdens de les
C
De computer crashet tijdens de les
D
De computer crash't tijdens de les

Slide 12 - Quiz

Vervoeg op de juiste manier in de tegenwoordige tijd: Hij ... (timen)
A
timet
B
timt

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste schrijfwijze:
A
Gisteren racede ik naar huis
B
Gisteren racte ik naar huis
C
Gisteren racete ik naar huis
D
Gisteren racde ik naar huis

Slide 14 - Quiz

Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 15 - Quiz

Oefening
In 3 stappen:
  1. Zelf de oefening maken (5 minuten, stil werken)
  2. In tweetallen de antwoorden vergelijken/bespreken (5 min.)
  3. klassikaal bespreken

Slide 16 - Diapositive

Oefening
  1. Toen hij nog in Amsterdam werkte .... <carpoolen> hij elke dag.
  2. Mark ..... <brunchen> met zijn ouders en zussen.
  3. Joris ..... <faken> dat hij hoofdpijn heeft.
  4. De trainer heeft zelf ook in een team .... <hockeyen>

  5. Vul in, gebruik: vloggen
    hij .... vandaag
    wij .... gisteren
    zij hebben ....
timer
5:00

Slide 17 - Diapositive

De les van morgen

Exit ticket invullen:

Wat wil jij morgen nog een keer uitgelegd hebben?

Slide 18 - Diapositive