Hoofdstuk 1 paragraaf 2 Een modern land

De industriële samenleving in Nederland
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

De industriële samenleving in Nederland

Slide 1 - Diapositive

Leg in je eigen woorden uit: Waarom was Nederland pas veel later geïndustrialiseerd.

Slide 2 - Question ouverte

Leg je eigen woorden uit waarom de industriesector en dienstensector na 1890 snel kon groeien.

Slide 3 - Question ouverte

Doelen voor deze les: 
  • Je kan uitleggen welke transportrevolutie rond 1860 plaats vond in Europa. 
  • Je kan uitleggen waarom de regering  1860 opdracht gaf tot het aanleggen van spoor door het hele land. 
  • Je kan uitleggen welke revolutie na 1945 plaats vond. 
  • Je kan uitleggen welke revolutie na 1960 plaats vond. 
  • Je kan uitleggen welke revolutie in communicatie na 1869 plaats vond. 
  • Je kan 2 oorzaken noemen waarom deze revolutie kon plaats vinden. 
  • Je kan 3 voorbeelden noemen van massamedia. 
  • Je kan uitleggen waarom massamedia het voor de overheid eenvoudiger maakte om de bevolking te informeren. 
  • Je kan 2 voorbeelden noemen van snelle communicatiemiddelen.
  • Je kan 2 oorzaken noemen van de verstedelijking in Nederland. 
  • Je kan uitleggen wat massaproductie en industrialisatie met elkaar te maken hebben. 
  • Je kan 2 oorzaken noemen waardoor stedelingen luxe producten konden kopen. 
  • Je kan uitleggen waarom massaproductie tot massaconsumptie leidt. 
  • Je kan uitleggen waarom de industrialisatie er toe heeft geleid dat de Nederlandse samenleving meer een eenheid werd. 

Slide 4 - Diapositive

Transport en Communicatie
Snelste transportmiddelen: 
  1. 1800: Koets of trekschuit. 
  2. 1835: Stoomtrein. 
  3. 1945: Gemomtoriseerd verkeer (Auto's)
  4. 1960: Opkomst van vliegverkeer. 

Slide 5 - Diapositive

Sneller Reizen
Komst stoomtrein: 
  • Was 4 keer sneller dan een koets. 
  • Om het land (Grote steden) verbinden gaf de regering opdracht om in het hele land spoorwegen aan te leggen. 
  • Dit zorgde ervoor dat mensen in Groningen en in Maastricht zich meer verbonden voelde met elkaar. 

Slide 6 - Diapositive

Massamedia
  1. Tot 1843 werden kerkklokken en de kerk gebruikt om nieuws te verspreiden. 
  2. Na 1869 werden kranten goedkoper, waardoor meer mensen een krant konden kopen, waardoor het nieuws sneller verspreid kon worden.
  3. Kranten maakten gebruik van het spoor om hun krant rond te brengen. 
  4. 1900 opkomst van massamedia. 

Slide 7 - Diapositive

Massamedia
Voor 1900: 
  1. Via de krant werd het nieuws verspreid. Deze werd verspreid met behulp van de trein. 

Na 1900: 
  1. Opkomst Massamedia: De overheid kan kan de bevolking, rechtstreek, in hun huiskamer bereiken. Zonder dat er vertraging in zit. 

Slide 8 - Diapositive

Massamedia
Voorbeelden massamedia: 

  1. De film(Bioscoop)
  2. Radio
  3. Televisie

Slide 9 - Diapositive

Nieuwe communicatiemiddelen
Voor 1840: 
  1. Postrijder bracht berichten over met behulp van paart. 

Na 1840: 
  1. Uitvinding telegrafie: Met behulp van gecodeerde elektrische signalen worden gecodeerde berichten via een kabel verstuurd. (Met het snelheid van het licht).

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Nieuwe communicatiemiddelen
Door de komst van de trein waren snelle communicatiemiddelen nodig: 

Voorbeelden van snelle communicatiemiddelen: 
  1. 1840: Telegrafie. 
  2. 1883: Telefonie. 

Slide 12 - Diapositive

Verstedelijking
Verstedelijking: Stad groeit en er komen meer steden. 

Voor 1900: Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zijn de enige 'grote' steden in Nederland. 

Na 1900: Er waren nieuwe steden bij gekomen, bijvoorbeeld Utrecht. 


Slide 13 - Diapositive

Verstedelijking
Oorzaken verstedelijking: 
  1. Er was minder werk te weinig werk op het platteland. Maar in de steden was er genoeg werk. 
  2. Door betere medische voorzieningen groeide de bevolking. 

Slide 14 - Diapositive

Massaconsumptie
1800: Stedelingen kochten hun producten op de markt of bestelden die in een gespecialiseerde winkel zoals kleermaker en meubelmaker. 

Alles wordt met de hand gemaakt. Kost veel tijd en daardoor veel geld. 


Slide 15 - Diapositive

Massaconsumptie
Massaconsumptie: 

  1. Machines produceerde meer en sneller producten. (Massaproductie)
  2. Door dat er meer aanbod was daalden de prijzen. 
  3. Doordat de prijs van producten daalden voor basisbehoeften zoals voedsel hadden mensen meer geld over voor luxe producten. 
  4. Daarnaast stegen de lonen ook extra. Waardoor de mensen nog meer luxe producten konden kopen. 

Massaconsumptie = Mensen zeer veel producten kopen. 

Slide 16 - Diapositive

Massaconsumptie
De industrialisatie en massaproductie en massaconsumptie: 
  • Door de industrialisatie kan er goedkoper en sneller meer producten geproduceerd worden. 
  • Hierdoor dalen de prijzen van basisbehoeften zoals voedsel. 
  • HIerdoor houden mensen meer geld over voor luxe producten. Waardoor er meer luxe producten verkocht worden. 
  • Waardoor hier veel geld in verdiend kan worden, waardoor beleggers nog meer fabrieken bouwen om producten te produceren. 

Slide 17 - Diapositive

Meer eenheid
Oorzaak: Door de industrialisatie konden gewone mensen moderne communicatie middelen kopen. 

Gevolg: Hierdoor kwamen Groningers en Friezen in contact met Brabanders en Limburgers. 

Gevolg 2: Doordat deze mensen in contact kwamen, verdwenen de verschillen tussen elkaar en werd de Nederlandse samenleving meer een eenheid. 

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag: Huiswerk
  • Maken paragraaf 1.2. 
  • Nakijken paragraaf 1.2. 
  • Nakijken vorige paragraaf. 
  • Leren leerdoelen paragraaf 1.2. 

Slide 19 - Diapositive

Geef minimaal 1 oorzaak van de verstedelijking.

Slide 20 - Question ouverte

Geef één oorzaak waardoor de Nederlandse samenleving na de industrialisatie meer een eenheid werd.

Slide 21 - Question ouverte

 Huiswerk
  • Maken paragraaf 1.2. 
  • Nakijken paragraaf 1.2. 
  • Nakijken vorige paragraaf. 
  • Leren leerdoelen paragraaf 1.2. 

Slide 22 - Diapositive