thema 'het huis' les 1

Thema 'het huis'
les 1
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 'het huis'
les 1

Slide 1 - Diapositive

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.
het huis
Dit is een groot huis.
de deur
De deur is open.

Slide 2 - Diapositive

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

het raam
Het raam is dicht.
de woonkamer
Ik kijk tv in de woonkamer.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de slaapkamer
In de slaapkamer staat mijn bed.
de badkamer
Ik heb een eenvoudige badkamer.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de wc
Mag ik naar de wc?
de keuken
Ik maak de keuken schoon.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de gang
Ik loop door de gang van de school.
het dak
Dit huis heeft een nieuw dak.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de muur
Ik bouw een stenen muur.
de tuin
Er staat een boom in mijn tuin.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de trap
Ik loop de trap op. Ik loop de trap af.
de lift
De lift brengt me naar de tweede verdieping.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de wand
Ik schilder de wand bruin.
het plafond
Het plafond is hoog.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de voordeur
Ik bel bij de voordeur aan.
de achterdeur
De achterdeur is dicht.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de ingang
Dit is de ingang van de school.
de studeerkamer
Ik maak mijn huiswerk in de studeerkamer.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

betekenissen
Het huis: Gebouw dat bedoeld is om in te wonen.
De deur: Wand waardoor je in een huis of ruimte komt.
Het raam: Uitsparing (gat) in muur met glas erin.
De woonkamer: Kamer die door het hele gezin het meest gebruikt wordt.
De slaapkamer: Kamer waar je slaapt.
De badkamer: Kamer met een bad en/of een douche.
De wc: waar of waarop je poept of plast.
De keuken: Kamer waar eten wordt klaargemaakt.
De gang: Lange smalle kamer waar deuren op uit komen.
Het dak: Wat een huis bedekt.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

betekenissen
De muur: Rechtopstaande stenen wand.
De tuin: Stuk grond bij een huis.
De trap: Treden waarlangs je naar boven of beneden kunt.
De lift: Hokje waarin je omhoog wordt getild.
De wand: soort muur (afscheiding) tussen twee kamers in een gebouw.
Het plafond: Wat je ziet in een kamer als je omhoog kijkt.
De voordeur: Ingang, meestal aan de voorkant van het huis.
De achterdeur: Deur aan de achterzijde van het huis. Meestal in de tuin.
De ingang: Opening waardoor je naar binnen gaat.
De studeerkamer: Kamer die is ingericht om te studeren.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is dit?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is dit?

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is dit?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is dit?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort niet in het rijtje?
de studeerkamer- de keuken-
de slaapkamer- het dak
A
de studeerkamer
B
de keuken
C
de slaapkamer
D
het dak

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort niet in het rijtje?
de muur- het plafond - de wc- de wand.
A
de muur
B
het plafond
C
de wc
D
de wand

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord hoort niet in het rijtje?
de lift - de ingang- de trap
A
de lift
B
het ingang
C
de trap

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een woord van deze letters.
ch-t-r-e-a-eu-r-d

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een woord met deze letters.
n-eu-e-k-k

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkvorm 1 - in duo's
Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.
Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkvorm 2 - mix en ruil
Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 
Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.
Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.
Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions