M7 1.2 binnenlands inkomen

1.2 binnenlands inkomen
boekje economische groei
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1.2 binnenlands inkomen
boekje economische groei

Slide 1 - Diapositive

Terug- en vooruitblik
Het BBP berekenen kan op 3 manieren, via de
  1. objectieve methode 
  2. subjectieve methode, en
  3. bestedingsmethode
Je hebt al kennis gemaakt met de objectieve methode, via de toegevoegde waarde.  In het filmpje hierna wordt daar op terug geblikt en wordt ook de subjectieve methode behandelt.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Benoem de vier productiefactoren (volledig uitschrijven)

Slide 4 - Question ouverte

Geef de vijf beloningen voor de productiefactoren

Slide 5 - Question ouverte

Hiernaast staat opgave 5 van 1.1
Hier heb je via de objectieve wijze de bijdrage aan het nbp berekent. De uitwerking hiervan staat hieronder.

TO = afzet × prijs = 600 × 1.000 meter × € 120 = € 72 miljoen.
bruto toegevoegde waarde = TO – ingekochte goed en dienst = € 72 miljoen – (€ 5 miljoen + € 2 miljoen + (90.000 × € 400) + € 1 miljoen) = € 28 miljoen.
€ 28 miljoen – € 2 miljoen (afschrijvingen) = € 26 miljoen
De bijdrage aan het nbp is gelijk aan netto toegevoegde waarde = € 26 miljoen.

Het einddantwoord is 26 miljoen. Probeer nu via de subjectieve wijze de bijdrage aan het nbp oftewel het nbi te berekenen. 

Maak een foto van je uitwerking en voeg toe.

Opg 5
Het Nederlandse bedrijf Steelworks produceert spoorrails. In 2017 werd zeshonderd kilometer spoorrails geproduceerd. De verkoopprijs van spoorrails bedroeg € 120 per meter spoorstaaf. De kosten om deze productie te verwezenlijken zijn: 
• rentekosten: € 2 miljoen 
• arbeidskosten: € 14,5 miljoen
• pacht: € 0,5 miljoen
• verzekeringspremie van het bedrijfspand: € 5 miljoen 
• energiekosten: € 2 miljoen
• ingekocht staal: 90.000 ton voor € 400 per ton 
• overige ingekochte goederen en diensten: € 1 miljoen
• afschrijvingen: € 2 miljoen

Slide 6 - Diapositive

Lukt het niet, op de volgende slides vind je een paar tips...

Het einddantwoord is 26 miljoen. Probeer nu via de subjectieve wijze de bijdrage aan het nbp oftewel het nbi te berekenen. 

TIP:
De subjectieve wijze is via de primaire inkomens. Noteer eerst alle primaire inkomens en zoek/bereken vervolgens de juiste bedragen erbij.

Opg 5
Het Nederlandse bedrijf Steelworks produceert spoorrails. In 2017 werd zeshonderd kilometer spoorrails geproduceerd. De verkoopprijs van spoorrails bedroeg € 120 per meter spoorstaaf. De kosten om deze productie te verwezenlijken zijn: 
• rentekosten: € 2 miljoen 
• arbeidskosten: € 14,5 miljoen
• pacht: € 0,5 miljoen
• verzekeringspremie van het bedrijfspand: € 5 miljoen 
• energiekosten: € 2 miljoen
• ingekocht staal: 90.000 ton voor € 400 per ton 
• overige ingekochte goederen en diensten: € 1 miljoen
• afschrijvingen: € 2 miljoen

Slide 7 - Diapositive

Het einddantwoord is 26 miljoen. Probeer nu via de subjectieve wijze de bijdrage aan het nbp oftewel het nbi te berekenen. 

TIP 2:
Enkel de winst moet je dus berekenen. 
TW=TO-TK                  
Opg 5
Het Nederlandse bedrijf Steelworks produceert spoorrails. In 2017 werd zeshonderd kilometer spoorrails geproduceerd. De verkoopprijs van spoorrails bedroeg € 120 per meter spoorstaaf. De kosten om deze productie te verwezenlijken zijn: 
• rentekosten: € 2 miljoen 
• arbeidskosten: € 14,5 miljoen
• pacht: € 0,5 miljoen
• verzekeringspremie van het bedrijfspand: € 5 miljoen 
• energiekosten: € 2 miljoen
• ingekocht staal: 90.000 ton voor € 400 per ton 
• overige ingekochte goederen en diensten: € 1 miljoen
• afschrijvingen: € 2 miljoen

Slide 8 - Diapositive

Voeg hier de foto van je uitwerking toe

Slide 9 - Question ouverte

Maak 1.2 opg 7 t/m 12
Geef extra aandacht aan opgave 7 en 12

Slide 10 - Diapositive

Je weet nu:

  1. Welke primaire inkomens we onderscheiden
  2. Hoe het BBP te berekenen via de subjectieve methode
  3. Het verschil tussen de diverse "afkortingen"

Heb je nog vragen? Noteer ze op de volgende slide

Slide 11 - Diapositive

Ik heb de
volgende vragen

Slide 12 - Carte mentale