Clase 6

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

Clase 6

Als het liedje is afgelopen: 

- Ben je stil en luister je naar de docent

- Zit je op je plek 

- Is je jas uit 

- Is je telefoon we

Wat is/doet een bijvoegelijk
naamwoord?
Of geef een voorbeeld..

Singular 

La iglesia antigua

El libro interesante

La película (film) interesante

La playa bonita

El aeropuerto moderno

El chico feo

El hotel caro 

La casa grande

Plural 

Las iglesias antiguas

Los libros interesantes

Las películas interesantes

Las playas bonitas

Los aeropuertos modernos 

Los chicos feos 

Los hoteles caros

Las casas grandes

Bijvoeglijk naamwoord Spaans

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'bonito' bij 'La casa'

1. bonito
2. bonitos
3. bonita
4. bonitas

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'alto' bij 'Los chicos'

1. altos
2. alta
3. altas
4. alto

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'grande' bij 'La mesa'

1. grand
2. grande
3. grandes
4. granda

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord can 'simpático' bij 'Las chicas'

1. simpática
2. simpáticos
3. simpáticas
4. simpático

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'azul' (blauw) bij 'La bicicleta'

1. azulo
2. azula
3. azule
4. azul

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'moderno' bij 'El hotel'

1. moderno
2. modernos
3. moderna
4. mordernas

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'divertido' bij 'El chico'

1. divertida
2. divertide
3. divertido
4. divertidi

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'ancho' bij 'La playa'

1. ancho
2. ancha
3. anchos
4. anchas

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'simpático' bij 'Los estudiantes'

1. simpáticas
2. simpáticos
3. simpáticas
4. simpático

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'verde' bij 'La hierba'

1. verda
2. verdo
3. verde
4. verdi

Hoeveel had je er goed?

1. 0-6
2. 6-8
3. 9-10
4. 11-12