11.3 Zwangerschap

H.11 Voortplanting
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H.11 Voortplanting

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je leert hoe bij een zwangerschap het kindje zich ontwikkelt van een embryo tot een foetus
  • Je leert welke veranderingen bij de vrouw plaatsvinden
  • Je leert over de functie van de placenta, navelsteng en vruchtwater
  • Je leert hoe het kindje wordt geboren in drie fasen
  • Je leert het verschil tussen een eeneiige en twee-eiige tweeling

Slide 2 - Diapositive

Hoe veranderen
moeder en kind?

Veranderingen bij het kind:
  • In de eerste 12 (+/-3maanden) weken noem je het ongeboren kind een embryo. Zo heet het bolletje cellen dat innestelt in het baarmoederslijmvlies. Alle organen van het embryo worden gevormd. Het ziet er uit als een heel klein mensje.

  • Na 12 tot +/-40 weken (3 t/m 9 maanden) noem je het ongeboren kind een foetus. De meeste organen zijn nu gevormd, het kindje groeit nu vooral.

De ontwikkelingen in de eerste 12 weken

Slide 3 - Diapositive

Hoe veranderen
moeder en kind?

Veranderingen bij de moeder:
  • In de eerste 12 weken niet veel te zien aan de buik van de vrouw te zien. Wel moe en trek in eten
  • buik wordt dikker na 20 weken en kan het kindje voelen bewegen
  • kindje blijft groeien, daardoor komen de organen in verdrukking
  • melkklieren in de borsten groeien, de vrouw kan de baby na de geboorte moedermelk geven
De ontwikkelingen in de eerste 12 weken

Slide 4 - Diapositive

vruchtwater en vruchtvliezen
Om het embryo heen zitten vruchtvliezen en vruchtwater.

Deze beschermen het embryo tegen:
*stoten,
*uitdroging en
*temperatuurswisseling.

In het vruchtwater kan het kind zich makkelijk bewegen.


Tekst
Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 5 - Diapositive

navelstreng,
placenta (moederkoek)
De navelstreng:
verbindt het embryo met de placenta.
Door bloedvaten stroomt bloed van het
embryo naar de placenta en terug.

Placenta of Moederkoek:
Deel van de baarmoederwand waar stoffen worden uitgewisseld:
  •  De stoffen die het kindje nodig heeft, zuurstof en voedingsstoffen, gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het kindje.
  • De afvalstoffen van het kindje, zoals koolstofdioxide, gaan van het bloed van het kindje naar het bloed van de moeder.

Tekst
Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 6 - Diapositive

even oefenen!
Placenta
Foetus
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng

Slide 7 - Question de remorquage

Welke stoffen zijn schadelijk voor de baby?

*sommige schadelijke stoffen zoals drugs, alcohol en nicotine kunnen via de placenta bij het kindje komen;
*hierdoor kan het kind minder goed groeien en kunnen de hersenen minder goed ontwikkelen;   in ernstige gevallen kan het kind zelfs dood gaan;
*een ongeboren baby die door afwijkingen of ziekte overlijdt in de baarmoeder
noemen we een miskraam; {tijdens de eerste 12 weken grotere kans}

Bij het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) krijgt het ongeboren kind
via de moeder zoveel alcohol binnen dat de hersenen niet voldoende
ontwikkelen. Dat kun je in de foto hiernaast zien.

Slide 8 - Diapositive

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 9 - Diapositive

Hoe gaat de bevalling?

Een zwangerschap duurt gemiddeld 40 weken. Als het kindje met de hoofd naar beneden ligt, naar de baarmoedermond toe, gaat de bevalling het gemakkelijkst.

Slide 10 - Diapositive

Fasen van de bevalling
De bevalling begint met weeën: 
bij een wee trekken de spieren in de baarmoederwand samen;
de baarmoedermond gaat door weeën open

1. ontsluiting: eerste fase van de bevalling; opengaan van de baarmoedermond door weeën

2. uitdrijving: begint als de baarmoeder ver genoeg open is (ontsluiting); sterke persweeën duwen de baby naar buiten, dit is de geboorte

3. nageboorte: laatste fase van de bevalling; een wee duwt de placenta met vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten
De drie fasen van de bevalling

Slide 11 - Diapositive

Hoe ontaat een tweeling?
Een eeneiige tweeling:
ontstaan uit één eicel en één zaadcel.
De baby's hebben een eigen vruchtzak en delen samen 1 moederkoek (placenta). De tweeling is dan 1-eiig. Ze hebben hetzelfde erfelijke materiaal. Via hun navelstreng krijgen beide baby's zuurstof en voeding van dezelfde moederkoek (placenta)

    Een twee-eiige tweeling:
ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen.

Slide 12 - Diapositive

Hoe ontaat een tweeling?

    Een twee-eiige tweeling:
ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen.

Slide 13 - Diapositive

Hebben tweelingen dezelfde navelstreng?
Eeneiige tweelingen zijn meestal – ieder via een eigen navelstreng – verbonden met slechts één moederkoek. 
Vaak zijn er in de wirwar van bloedvaten die door de moederkoek lopen punten waarop de vaatjes van de helften van de moederkoek met elkaar verbonden zijn.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

De opgezogen zaadcellen worden in een laboratorium gebruikt voor de bevruchting van eicellen. Dit wordt reageerbuisbevruchting of IVF genoemd. Uit bevruchte eicellen ontstaan embryo’s waarvan er één of twee in het voortplantingsstelsel van de vrouw gebracht worden.
Hoe heet het deel van het voortplantingsstelsel waar embryo’s dan ingebracht worden?
A
Eileider
B
Baarmoeder
C
Vagina
D
Eierstok

Slide 16 - Quiz

Hoe krijgt een embryo halverwege de zwangerschap zuurstof?
A
Via zijn/haar longen
B
Via het vruchtwater
C
Via de placenta
D
Het embryo heeft geen zuurstof nodig

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er bij de nageboorte?

Slide 18 - Question ouverte

Welke stoffen gaan vanuit de foetus naar de moeder toe?
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Water
D
Voedingsstoffen

Slide 19 - Quiz

Heb je nog vragen?
 

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Heb je nog vragen?

Slide 22 - Carte mentale