B Leesvaardigheid periode Nov '23

English exam training
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

English exam training

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Write down
At least two things you would like to improve on.

Slide 3 - Diapositive

2 Onderdelen
1. Leesvaardigheid
2. Kijk- & luistervaardigheid

Slide 4 - Diapositive

Deel 1: Meerkeuze vragen 
  1. Bekijk titel (en intro), bekijk plaatje, waar gaat de tekst over?
2. Lees de 1e vraag
3. Streep de alinea(‘s) aan die je lezen moet
a. Lees de aangestreepte tekst.
b. Markeer de signaalwoorden en (:)
4. Probeer eerst zelf een antwoord te bedenken
5. Lees de gegeven antwoorden.
a. Vaak zijn er één of twee onzin antwoorden, streep die weg.
b. Kijk welk antwoord het meest volledig is en het beste weergeeft wat er in de tekst staat. Je moet het antwoord terug kunnen vinden in de tekst, alleen in andere bewoordingen.
Als je nu twee antwoorden over hebt of het echt niet weet:  
c. Past het in de grote lijn, dan komt het vaker voor in de tekst  goed 
d. Staat er een overdrijving ‘te, meer, meest, altijd, nooit, etc.’ in het antwoord?  fout
e. Past het antwoord in de sfeer van de tekst? Pos. / neg.?  goed

Slide 5 - Diapositive

Waarvan is sprake in dit krantenartikel?
A een ernstige constructiefout      B een geval van crimineel gedrag 
C een nieuwe toeristische attractie     D een scène uit een Harry Potter-film 

Slide 6 - Diapositive

Deel 2: Gatenteksten 
  1. Bekijk titel (en intro), bekijk plaatje, waar gaat de tekst over?
2. Lees de gegeven antwoordmogelijkheden. Zorg dat je weet wat ze betekenen!
3. Streep de alinea(‘s) aan die je lezen moet
a. Lees de aangestreepte tekst.
b. Markeer de signaalwoorden en (:)
c. Zijn de gegeven antwoorden signaalwoord? Lees dan zin er voor en zin er achter.
d. Geen signaalwoorden? Lees tot het gat, dan nog 1 zin. Die zin geeft je het antwoord  wat staat er in die zin? Zoek daar een passend antwoord bij.
4. Kies je antwoord

Als je het juiste antwoord niet kan vinden dan heb je nog deze opties: 
a. Kijk naar de grote lijn: positieve woorden / negatieve woorden. 
b. Tegenstellingen in de antwoorden?
bijv. a) groot b) koud c)leuk d) klein? Dan is het één van de tegenstellingen.
c. Gok op de grote lijn

Slide 7 - Diapositive

By Tom McTague and Will Dowling
“Throw another ’roo on the barbecue, we’re saving the planet tonight.” These are the words Greenpeace hope will soon be echoing around Australian
backyards as the nation responds
to the latest suggestion of how it
might reduce its carbon footprint1): eat less beef and more of the
___1____ .


1
A cultivated foods
B local wildlife
C vegetarian kitchen
D wild plants around

Slide 8 - Diapositive

Deel 3: Open vragen
  • citeren; in het Engels (zinsdeel, of eerste/laatste 2 woorden. 

  • formuleren; in het NL 

Let op Leestekens etc!

Slide 9 - Diapositive

Websites to practice.

  • https://oefenen.facet.onl/facet/pages/oefen/vo/?menu=1_2
  • http://www.examens-oefenen.nl/
  • https://learnenglish.britishcouncil.org/big-city-small-world
  • www.readtheory.org
  • www.examenflow.nl 

Slide 10 - Diapositive

Stappenplan moeilijke woorden 
Je kent een woord niet. Wat kun je doen?

1) Wel of niet belangrijk?
Vraag je af of het woord belangrijk is om de tekst te kunnen begrijpen.
Belangrijke woorden kunnen zijn:
 woorden die onderstreept, schuin of vetgedrukt zijn
 woorden die in de titel of in de tussenkopjes staan
 woorden die vaak in de tekst staan
 woorden waarvan een plaatje wordt afgebeeld
 woorden die in de eerste of laatste zin van een alinea staan.

2) Niet belangrijk – doorlezen
Als je denkt dat het woord niet belangrijk is, lees dan gewoon verder.

Slide 11 - Diapositive

Vervolg
3) Wel belangrijk – ‘eromheen’ lezen
Denk je dat het woord belangrijk is....

 zoek dan de betekenis door om het woord heen te lezen  
 daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent
 daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent
 daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent
 Kijk ook naar de ‘buitenkant’ van de tekst, zoals naar plaatjes
 Kijk ook naar het woord zelf, soms ken je al een stuk van het woord


4) Vragen  
Kun je de betekenis niet vinden...
Vraag het aan een klasgenoot of aan je docent.

5) Het woordenboek  
...Of zoek het woord op in het woordenboek

Slide 12 - Diapositive

Excercise
EXERCISE:
What is the meaning of the word ‘side’ in these contexts?

1. The president displayed his lighter side before the press conference began.
2. She told me I need to get in touch with my feminine side.
3. He’s been chosen for the England youth side.
4. I’m not taking sides in this argument.
5. The two girls stood side by side.


First guess, then look up in a dictionary.

Slide 13 - Diapositive

Are there any question about the English SE left?

Slide 14 - Question ouverte

How do you feel about the SE exam now?

Slide 15 - Carte mentale