§5.5 Sociale zekerheid voor jongeren

Sociale zekerheid voor jongeren
§5.5
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Sociale zekerheid voor jongeren
§5.5

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Programma
Introductie, spullen check, absenten, huiswerk (5 min)
Herhalen sociale zekerheid §5.4 (20 min)
Uitleg, oefenen, bespreken §5.5 Deel 1(20 min)
Uitleg, oefenen, bespreken §5.5 Deel 2 (20 min)
Afsluiting (5 min)


Slide 3 - Diapositive

Sociale zekerheid is dat iedereen
A
een verzekering heeft
B
volgens de wet rekening met elkaar moet houden
C
verzekerd is van een inkomen
D
volgens de wet werk moet krijgen

Slide 4 - Quiz

Sociale zekerheid bestaat uit 2 dingen, namelijk...

Slide 5 - Question ouverte

Sociale verzekeringen bestaan uit...

Slide 6 - Question ouverte

Zet op de juiste plek. Leg je boek open op BLZ 22
Coen werk op school en heeft last van zijn rug. Huisarts en medicijnen worden vergoed uit...:
Coen meldt zich ziek,het gaat niet langer. Welke wet??
Coen wordt na 2 jaar afgekeurd. Welke wet??
3 jaar later gaat Coen met pensioen. Welke wet??
WIA
AOW
Zvw
Wulbz

Slide 7 - Question de remorquage

Volksverzekeringen
Volksverzekeringen = sociale verzekeringen die voor iedereen gelden (Volk)

Voorbeelden:
  • Als je 67 jaar oud wordt krijg je een AOW uitkering (Algemene Ouderdomswet)
  • Als jouw partner overlijdt krijg je een Anw uitkering (Algemene nabestaandenwet)
  • Als je in een verzorgingstehuis komt krijg je een Wlz uitkering (Wet langdurige zorg)



Sociale zekerheid = Sociale verzekeringen (premies) + Sociale voorzieningen (belastinggeld)

Slide 8 - Diapositive

Werknemersverzekeringen
Werknemersverzekeringen = Sociale verzekeringen die alleen voor werknemers gelden

Voorbeelden:
Als je tijdelijk geen werk hebt, kun je in aanmerking komen voor een WW uitkering (Wet werkloosheid)
Als je niet meer kunt werken krijg je een WIA uitkering (Wet Inkomen en arbeid naar vermogen)



Sociale zekerheid = Sociale verzekeringen (premies) + Sociale voorzieningen (belastinggeld)

Slide 9 - Diapositive

Bijstand
Als je nergens recht op hebt en geen werk kunt vinden heb je recht op een bijstandsuitkering

Dit wordt geregeld in de Participatiewet.

Sociale zekerheid = Sociale verzekeringen (premies) + Sociale voorzieningen (belastinggeld)

Slide 10 - Diapositive

Sociale zekerheid voor jongeren
§5.5

Slide 11 - Diapositive

Ouders hebben rechten en plichten
  • onderhoudsplicht voor jongeren tot 21 jaar.
  • recht op kinderbijslag tot 18 jaar
  • recht op kinderopvangtoeslag ( voor werkende ouders met kinderen in de kinderopvang)

Slide 12 - Diapositive

jongeren hebben vanaf 18 jaar recht op
  • tegemoetkoming scholieren  (vmbo leerlingen)
  • studiefinanciering ( tegenwoordig lening) mbo, hbo en universiteit
  • bijstand (werkeloos zijn)
  • bijstand (gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn)
  • wajong -uitkering ( volledig arbeidsongeschikt zijn)

Slide 13 - Diapositive

wajonguitkering
Deze is voor jongeren tussen de 18 en 27 jaar. Vanuit deze uitkering kan je ondersteuning krijgen op de arbeidsmarkt om eventueel aangepast werk te vinden. Deze uitkering is vaak voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en jongeren met psychische problemen.

Slide 14 - Diapositive

Onderdelen studiefinanciering
  • basisbeurs ( alleen mbo studenten)
  • een aanvullende beurs ( inkomen ouders te laag is)
  • een lening

Slide 15 - Diapositive

geen recht op bijstand (jongere)
  • bij zijn ouders of  bij een partner woont met voldoende inkomen
  • niet zijn best doet om werk te vinden
  • een aangeboden opleiding, stage of baan weigert.

Slide 16 - Diapositive

Opdracht 
Maak opdracht 2 en 5   blz.24
Overleggen en vragen stellen is toegestaan
Tijd: 8 minuten
Klaar: Start met huiswerk opdracht 1, 4, 8 en 9  blz 24
Resultaat: klassikaal bespreken 

timer
8:00

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Sociale zekerheid blijft betaalbaar als
aantal actieven toeneemt
aantal niet-actieven afneemt

Slide 19 - Diapositive

Actieven en inactieven
  • Actieven = mensen met betaald werk
  • Inactieven = mensen met geen betaald werk en hebben een uitkering

Slide 20 - Diapositive

Probleem!
+ Inactieven
- Actieven

Slide 21 - Diapositive

Welke twee personen horen bij de actieven?
A
Werkloze vrouw
B
Meewerkende eigenaar bakkerij
C
Een gepensioneerde opa
D
Receptioniste op school

Slide 22 - Quiz

Crisis zorgt voor minder actieven. Zet in juiste volgorde!! 
Producenten maken minder
Er zijn minder actieven
Tijdens crisis minder te besteden
Meer mensen worden werkloos
Mensen gaan minder kopen
Producenten hebben minder personeel nodig

Slide 23 - Question de remorquage

Procentuele verandering berekenen
Je kunt 10 centimer lang zijn geworden. (verandering in aantallen)

Je kunt ook 5% langer zijn geworden. (verandering in procenten)

Hoe bereken je een procentuele verandering?

Slide 24 - Diapositive

Voorbeeld
Stel dat de prijs van een flesje cola in 2020 €1,65 was
In 2021 steeg de prijs naar €1,85

Bereken met hoeveel procent de prijs van een flesje cola is gestegen.

Stap 1: bereken de verandering in aantallen
Stap 2: Gebruik een tabel en zet de getallen die je kent alvast er in

Slide 25 - Diapositive

Voorbeeld
Stel dat de prijs van een flesje cola in 2020 €1,65 was
In 2021 steeg de prijs naar €1,85
Bereken met hoeveel procent de prijs van een flesje cola is gestegen.

Stap 1: bereken de verandering in aantallen   1,85 - 1,65 = 0,20
Stap 2: bepaal ten opzicht waarvan je de verandering wilt weten. Dit is gelijk aan 100%
Stap 3: Gebruik een tabel en zet de getallen die je kent alvast er in


%
100
...
...
1,65
1
0,20

Slide 26 - Diapositive

Voorbeeld
Stel dat de prijs van een flesje cola in 2020 €1,65 was
In 2021 steeg de prijs naar €1,85
Bereken met hoeveel procent de prijs van een flesje cola is gestegen.

Stap 1: bereken de verandering in aantallen   1,85 - 1,65 = 0,20
Stap 2: bepaal ten opzicht waarvan je de verandering wilt weten. Dit is gelijk aan 100%
Stap 3: Gebruik een tabel en zet de getallen die je kent alvast er in
Stap 4: 100 : 1,65 x 0,20 = 12,12
Stap 5: schrijf je antwoord op bij de vraag
als : 12,12% stijging

%
100
60,6..
12,12
1,65
1
0,20

Slide 27 - Diapositive

Opdracht 
Maak opdracht 6    blz.26
Overleggen en vragen stellen is toegestaan
Tijd: 8 minuten
Klaar: Ga verder met opdracht 1, 4, 8 en 9  blz 25
Resultaat: klassikaal bespreken 

timer
6:00

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive