2V.Wk44.Lektion2-Wiederholung-Charaktere

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Wer bist du?

begrüßen

verabschieden 

dich beschreiben

Wiederholung

... sinnvoll für die Prüfung...

Je begroet je vriendin Rosa.
Hoe doe je dat?

Hoe vraag je aan iemand hoe het gaat?

Zeg hoe het met jouzelf gaat.

Hoe geef je aan dat je het leuk vindt, dat iemand je schrijft/bericht/een mailtje stuurt?

Hoe sluit je af? Begin met "Hoffentlich"

Zeg gedag

Auf unserem Programm

- Die Verwandten beschreiben

- Mein/dein/sein/ihr vs. ich/mich vs. du/dich

- Pflichten beschreiben (was willst du, aber was musst du?)

Deine Verwandten!

Wer sind alle im Stammbaum?

der Onkel

die Tante

die Oma

der Opa

der Cousin

die Cousine

Wer ist das?

Ist das deine Mutter?

Ja, das ist meine Mutter!

Nein! Das ist meine Tante!

ich-mein, du-dein etc.

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Het verschil...

Persoonlijk voornaamwoord geeft een persoon of ding aan / verwijst naar een persoon of ding. 

Het is een los zinsdeel.

Ich laufe durch die Straße.

Du kannst mich da sehen. Ich sehe dich auch.

Geht es dir gut? Mir geht es super!

ik - ich

jij - du

hij - er

zij - sie

het - es

wij - wir

jullie - ihr

sie - zij

u - Sie

mij - mich 

jou - dich 

met/aan mij - mir 

met/aan jou - dir

Het verschil...

Bezittelijk voornaamwoorden geven een bezit aan. 

Het vervangt het lidwoord

Das ist mein Vater. Ist dein Vater da?

Ja. Und dort ist sein Bruder. Seine Frau ist meine Tante.

Was trägt deine Tante? Sie trägt ihre Jacke. Und das ist ihr Hut.

mijn - mein/meine

jouw - dein/deine

zijn - sein/seine

haar - ihr/ihre

onze - unser/unsere

jullie - euer/eure

hun- ihr/ihre

uw - Ihr/Ihre

mannelijke woorden (der), en

onzijdige woorden (das)

krijgen géén uitgang (dus géén e)

vrouwelijke woorden (die), en

meervoud (ook die)

krijgen een -e

Kleine Übung :)

Arbeitsbuch Seite 63:

- Aufgabe 14 und 15

Hausaufgaben

Machen: 

- Aufgaben aus Woche 42

- Wörterliste Lektion 3 (AB 74-75)

Lernen:

- aantekeningen in studiewijzer: "Bronnen"

- woordenlijst Lektion 0 + 1 + 2