Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Werk
KNM thema 6
Slide 1 - Diapositive
Hoe heet een baan waarvoor iemand gezocht wordt?
Slide 2 - Question ouverte
Ik zoek werk. Wat doe ik?
Slide 3 - Carte mentale
Welke mensen horen NIET bij je netwerk?
A
je familie
B
je vrienden op Facebook
C
alle mensen uit je straat
D
alle mensen uit je klas
Slide 4 - Quiz
Waar vind je veel vactures voor tijdelijk werk?
Slide 5 - Question ouverte
Wat is waar?
Een uitzendbureau....
A
...werkt alleen online.
B
...controleert of jij solliciteert.
C
...solliciteert voor jou.
D
...stuurt e-mails met vacatures, als je dat wilt.
Slide 6 - Quiz
Jij wilt je inschrijven bij een uitzendbureau. Wat kan jij het beste doen?
A
Jij schrijft een brief.
B
Jij gaat naar de website van het uitzendbureau.
C
Jij belt met het uitzendbureau.
D
Hij vraagt zijn buurman.
Slide 7 - Quiz
solliciteren
Je ziet een goede vacature. Je wilt de baan. Dan kan je solliciteren. Je schrijft een sollicitatiebrief.
Slide 8 - Diapositive
welke 2 dingen MOET je in je sollicitatiebrief schrijven?
Slide 9 - Question ouverte
Wat staat er op je CV?
Slide 10 - Carte mentale
Wat zet je NIET op je cv?
A
de cijfers van je opleiding
B
dat je een rijbewijs hebt
C
je werkervaring
D
het vrijwilligerswerk dat je doet
Slide 11 - Quiz
Diploma
Als je een diploma hebt gehaald in je eigen land, dan kan je dit diploma laten waarderen in Nederland. Het is gratis voor inburgeraars.
Slide 12 - Diapositive
ervaring
Heb je geen diploma, maar wel ervaring? Dan kun je een ervaringscertificaat aanvragen. Bijvoorbeeld bij een ROC. Je moet dan laten zien wat je weet en kunt.
Slide 13 - Diapositive
Je hebt geen diploma. Je hebt geen ervaring. Wat kan je dan doen?
Slide 14 - Question ouverte
Waar praat je vooral over in een eerste sollicitatiegesprek?
A
uren die je moet werken
B
het salaris
C
je motivatie
D
je taken
Slide 15 - Quiz
hoe zorg jij ervoor dat een werkgever positief over jou denkt?
Slide 16 - Carte mentale
Je solliciteert voor medewerker in een restaurant. De werkgever vraagt waarom je dit werk wilt doen. Wat kan je het beste zeggen?
A
mijn vriend zei dat ik moet solliciteren
B
ik vind het fijn om eten te maken
C
dit werk is makkelijk
D
voor dit werk krijg je een goed salaris
Slide 17 - Quiz
Wat staat in een contract?
Slide 18 - Question ouverte
contract
Iedereen krijgt een persoonlijk contract.
Voor sommige beroepen is een cao (collectieve arbeidsovereenkomst) Daarin staan afspraken voor alle werknemers met dat beroep in Nederland.
Slide 19 - Diapositive
Als je werkt, krijg je salaris. Wat is een ander woord voor salaris?
Slide 20 - Question ouverte
loon
Als je salaris (= loon) krijgt, krijg je meestal ook een loonstrook. Op een loonstrook staat je brutoloon en je nettoloon.
Het brutoloon staat in je contract.
Het nettoloon krijg je op je bankrekening.
Slide 21 - Diapositive
Alle werkende mensen in Nederland betalen sociale verzekeringen. Zo betalen ze mee voor __________ van mensen die niet werken
Slide 22 - Question ouverte
Wanneer krijg je een uitkering?
Slide 23 - Question ouverte
personeelsvereniging
Slide 24 - Carte mentale
wat betekent OR?
Slide 25 - Question ouverte
ondernemingsraad (OR)
leden van de OR praten met de werkgever over de plannen van het bedrijf. Ze bespreken ook of de werkgever goed omgaat met zijn personeel.
Slide 26 - Diapositive
vakbond
De vakbond maakt afspraken tussen werknemers en werkgever. Bijvoorbeeld over werktijden en salarissen. Deze afspraken staan in een cao.
Slide 27 - Diapositive
eigen bedrijf
Als je een eigen bedrijf wilt starten, moet je naar de KvK (Kamer van Koophandel)
Zij helpen je na te denken over je plannen en over de financiering.