Kostprijs

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Voor je gaat starten heb je een KOSTPRIJS nodig.
Deze baseer je op de kosten.
Je bekijkt of je WINST maakt met deze kostprijs en de verwachte afzet hierbij.

Slide 2 - Diapositive

Constant
Variabel
huur gebouw
salaris uitzendkracht
grondstoffen
salaris directeur
interest

Slide 3 - Question de remorquage

Integrale kostprijs formule
Integrale kostprijs =
______________________
______________________
+
Constante kosten
Normale productie
Variabel kosten 
Verwachte productie

Slide 4 - Question de remorquage

Bij een productie van 15.000 stuks zijn de totale kosten
€ 48.000. Bij een productie van 10.000 stuks zijn de totale kosten € 38.000. De normale productie is 12.000 stuks; de begrote productie is 13.000 stuks. Bereken de standaard kostprijs
toename productie 15.000-10.000 = 5.000
Toename kosten 48.000-38.000 = 10.000
Dus V/W = 10.000/5.000 = 2 per product variabel
Totaal 48.000 - 2 x 15.000 = 18.000 dus C/N = 18.000/12.000 = 1,50
Totaal 2 + 1,50 = 3,50
A
€ 3,20
B
€ 3,50
C
€ 3,40
D
€ 3,80

Slide 5 - Quiz

omzet
verkoopprijs
nettowinst
brutowinst
consumentenprijs
afzet × verkoopprijs =
inkoopprijs + brutowinstmarge
verkoopprijs + btw
omzet  – inkoopprijs
brutowinst – bedrijfskosten

Slide 6 - Question de remorquage

Nettowinst
afzet x inkoopprijs
Dit is (meestal) een percentage van de inkoopprijs
Omzet min Inkoopwaarde v.d. omzet
Brutowinst min bedrijfskosten
Interest-opbrengsten min Interestkosten
Brutowinst min Nettowinst
afzet x verkoopprijs
Dat is juist
Bedrijfs-resultaat
Inkoopwaarde v.d. omzet
Brutowinstopslag
Brutowinst
Nettowinst
Financierings-resultaat
Bedrijfskosten
Omzet
De balansposten zijn altijd exclusief btw vermeld

Slide 7 - Question de remorquage

Verschillenanalyse

Slide 8 - Diapositive

Kostprijsberekening
Voorcalculatie                 nacalculatie                      verschillenanalyse

Slide 9 - Diapositive

Voorcalculatie
De berekende kostprijs in de voorcalculatie is de standaardkostprijs ook wel toegestane kostprijs genoemd. 

De standaardkosten zijn de kosten die de organisatie onder normale omstandigheden moet maken (per product) 


 

Slide 10 - Diapositive

Voorcalculatie
1. Bedrijfsresultaat = verkoopresultaat +/- budgetresultaten

2.Bedrijfsresultaat = Totale omzet - totale werkelijke kosten 

Slide 11 - Diapositive

Het verkoopresultaat
verkoopresultaat = (verkoopprijs - standaardkostprijs) x afzet

verkoopresultaat + bezettingsresultaat = nettowinst

(totale omzet - totale kosten = nettowinst)


Slide 12 - Diapositive

Wat is het verkoopresultaat?
A
45000
B
225000
C
300000
D
60000

Slide 13 - Quiz

Wat is het bezettingsresultaat?
A
-16800
B
-22400
C
-5600
D
-15000

Slide 14 - Quiz

Voorcalculatorische en nacalculatorische winst 
Voorcalculatorisch <---------------> Nacalculatorisch
Verwacht, Begroot                                     Werkelijk, Gerealiseerd


Slide 15 - Diapositive

De onderneming neemt beleidsbeslissingen o.b.v. vergelijking tussen voor- en nacalculatie
Voorbeelden:
*Waarom was de verkoopprijs lager? Te vaak kortingen? Product oké?
*Waarom is de afzet veel hoger dan verwacht? Groeimarkt? P te laag?
*Groot positief efficiencyresultaat op grondstoffen: kostprijs bijstellen?
*Negatief prijsresultaat op loonkosten: teveel dure overuren?

etc. etc.

Slide 16 - Diapositive

nacalculatorisch resultaat
Er is nu meer informatie beschikbaar. Naast gerealiseerd verkoopresultaat en bezettingsresultaat kunnen er ook nog verschillen zijn ontstaan door:

- efficiëntieverschillen                                                                                                    SP x (SH - WH)
(meer of minder arbeidsuren/grondstoffen gebruikt dan toegestaan)


- prijsverschillen                                                                                                                WH x (SP - WP)
(meer of minder betaald voor arbeidsuren/grondstoffen dan toegestaan)
sp = standaardprijs
SH = standaard hoeveelheid gegeven de werkelijke afzet
WH = werkelijke hoeveelheid gegeven de werkelijke afzet
WH = werkelijke hoeveelheid gegeven de werkelijke afzet
sp = standaardprijs per uur/stuk/kg
wp = werkelijke prijs per uur/stuk/kg

Slide 17 - Diapositive

nacalculatorisch resultaat
efficiëntieverschillen
prijsverschillen (constante- en variabele kosten)
bezettingsresultaat    +
budgetresultaat

nettowinst = verkoopresultaat + budgetresultaat
(verkoopprijs - standaardkostprijs) x afzet

Slide 18 - Diapositive

Budgetresultaat
Bij de begroting stel je vast wat het budget voor de komende periode is voor de begrote productie. 

Na afloop stel je de werkelijke kosten vast. Het verschil ten opzichte van de begroting wordt uitgesplitst in budgetresultaten. 

Budgetresultaat = efficiencyresultaat + prijsresultaat + bezettingsresultaat

Slide 19 - Diapositive

budgetresultaat 
=
efficiëntieverschil 
+
prijsverschil 
+
bezettingsresultaat

 
(WN)NC

Slide 20 - Diapositive

grondstoffen
standaardhoeveelheid?
standaardprijs?
werkelijke hoeveelheid?
werkelijke prijs?
3 kg x 18.000 stuks = 54.000kg
€ 8 per kg
55.000 kg
418.000 / 55.000 = € 7,60

Slide 21 - Diapositive

Efficiencyresultaat (SH-WH) x sp
SH = standaard hoeveelheid verbruik materiaal of aantal uren, herrekenen naar toegestaan verbruik bij werkelijke productie

Slide 22 - Diapositive

Bereken het efficiëntieverschil
op de grondstofkosten. Geef aan
of dit voor- of nadelig is.

Slide 23 - Question ouverte

Bereken het efficiëntieverschil
op de arbeidsuren. Geef aan
of dit voor- of nadelig is.

Slide 24 - Question ouverte

Prijsresultaat variabele kosten (sp-wp) x WH

SP = prijs per kilo/ uur/ ...bij standaard kostprijs
wp = werkelijke prijs
wh = werkelijke hoeveelheid 


Slide 25 - Diapositive

Bereken het prijsverschil
op de grondstofkosten. Geef aan
of dit voor- of nadelig is.

Slide 26 - Question ouverte

Bereken het prijsverschil
op de arbeidsuren. Geef aan
of dit voor- of nadelig is.

Slide 27 - Question ouverte