Differentieren Adverbs & Adjectives

Today's Lesson
  • Explanation Adverbs & Adjectives
  • working on the Padlet
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Today's Lesson
  • Explanation Adverbs & Adjectives
  • working on the Padlet

Slide 1 - Diapositive

bijvoegelijke naamwoorden
& bijwoorden?

Slide 2 - Carte mentale

What is the difference between:
1. That's a perfect answer.
2. She sang perfectly.

Slide 3 - Question ouverte

Adjectives
Bijvoegelijke naamwoorden

That's a perfect answer.
Perfect zegt iets over answer.
Answer = zelfstandig naamwoord
Perfect = adjective

adverbs
bijwoorden

She sang perfectly. 
Perfectly zegt iets over sang
Sang = werkwoord
Perfectly = adverb


Slide 4 - Diapositive

Adjectives
Bijvoegelijke naamwoorden

zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier ding).

komt na 'to be'

Zintuigen: look, feel, smell, taste, sound.



She is wearing a beautiful dress.

You are amazing!

You look tired.

Slide 5 - Diapositive

adverbs
bijwoorden

Zegt iets over een werkwoord

zegt iets over een ander bijwoord

zegt iets over een bijvoegelijk naamwoord. 



She sings beautifully.

This castle is really old.


The car drove extremely slowly.

Slide 6 - Diapositive

Adjectives
Bijvoegelijke naamwoorden

zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier ding).

komt na 'to be'

Zintuigen: look, feel, smell, taste, sound.
adverbs
bijwoorden

Zegt iets over een werkwoord

zegt iets over een ander bijwoord

zegt iets over een bijvoegelijk naamwoord. 

Slide 7 - Diapositive

He worked ___ (hard)

Slide 8 - Question ouverte

She always performs ___ (beautiful)

Slide 9 - Question ouverte

They went ___ (extreme) fast.

Slide 10 - Question ouverte

Any questions?
Next topic!

Slide 11 - Diapositive

Zelfstandig werken
  1. Ga naar de Padlet: https://padlet.com/dorgelo/adverbsandadjectives
  2. Kies een niveau om aan te werken: 
    1 = makkelijk
    2 = gemiddeld 
    3 = moeilijk
  3. aan het einde van de les moet je minimaal één werkblad nakijken en inleveren! 
  4. Zoek een plek in het lokaal om hier mee aan de slag te gaan.
  5. Morgen ga je verder met dit onderwerp. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

Wat hebben wij gedaan?
  1. Je hebt jezelf ingeschat op een niveau. Hoe ging dat?
  2. Ga je morgen op hetzelfde niveau verder?
  3. Wat ga je morgen anders doen? 
  4. Begrijp ik alles?

Slide 14 - Diapositive

Today's Lesson
  • Working in groups

Slide 15 - Diapositive

Groep 1

een aantal leerlingen komen verplicht samen aan de opdrachten werken op de tribune. 

Is jouw naam niet genoemd maar wil je toch hier zitten? Ga je gang!

Bedenk vast vragen voor jezelf terwijl ik groep 2 opstart!
Groep 2

Zelfstandig werken aan de opdrachten op de Padlet. 

Ik kom langs om te vertellen waar je aan gaat werken.

Klaar? Vraag om antwoordbladen?

Slide 16 - Diapositive

Wat hebben wij gedaan?
  1. Je bent naar aanleiding van gisteren ingedeeld. Hoe was dat?
  2. Wat heb je geleerd?
  3. Was het fijn om hier zelf in groepjes aan te werken?

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien