3.6 Landschapzones

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

§3.6 Landschapszones

Lesdoelen

analyseren hoe mondiale verschillen in klimaat leiden tot verschillen in vegetatie en landschap; 

beredeneren hoe mensen met verschillende kenmerken van de landschapszones omgaan;

uitleggen hoe geleidelijke overgangen in klimaat leiden tot geleidelijke overgangen in landschap.

Lesplanning

1. Spullen pakken

2. Herhalen §3.5

3. Aantekeningen maken

4. Huiswerk 

Welke klimaatfactor zorgt voor een woestijnklimaat in het westen van de VS?

Welke klimaatfactor zorgt voor een woestijnklimaat in het zuidenwesten van Afrika? 

Koude zeestroom en hogedrukgebied

Waarom hebben we in NL een zachter klimaat dan Canada die op dezelfde breedtegraad ligt?

§3.6 Landschapszones

Landschapszones

Dit zijn gebieden waarin bepaalde bodem- en vegetatietypen domineren.

De geofactoren

- Af en Aw klimaat

- Warm en vochtig

- Soms een droge 

   periode

- Veel vegatatie

Tropische zone

Door de warmte en de vochtigheid worden in de bodem voedingsstoffen en bodemdeeltjes die voedingsstoffen vast kunnen houden, snel afbreken -> vruchtbaar. 

Slash en burn? 

mensen gebruiken tijdelijk een gebied, branden het plat,  akkerden een paar jaar en zoeken daarna nieuw plekje -:> bos kan herstellen. 

Aride zone        

- BS & BW klimaat

- Weinig vegetatie en neerslag

Eerst Savanne -> geen bomen meer is Steppe

Weinig voedingsstoffen in de bodem

Met irrigatiewater valt er goed te boeren (Nijl)

menselijke handelingen aangestoken

Tropische zone

Onvruchtbare bodem: door snelle afbraak van voedingsstoffen bij hoge temperatuur en vochtigheid
Zwerflandbouw / slash and burn:
Nut: voedingsstoffen uit as
Nadelen:
Werkt niet bij grote bevolkingsgroei

Kans op uitbreiding bosbranden

Subtropische zone

- Cs(middellandszeeklimaat)

- Warm en vochtig, milder dan in de tropen.

- Droge periode winter of zomer.

Middellandse zeegebied

Droge, hete zomer

Milde, regenachtige winter

In China en op de hoogvlakten van Oost-Afrika juist vochtige, warme zomers en droge winters.

Afhankelijk van type klimaat -> vegetatie

Bij droge zomer is de vegetatie aangepast aan de droogte -> bladeren zijn hard en leerachtig om vochtverlies te bepereken -> olijfbomen, wijnbouw of kurkeiken. 

Azië rijstbouw door natte zomers. 

Met name in het zuiden van Spanje leidde het tekort aan water, in combinatie met overbeweiding en bosbranden, tot uitdroging van de grond. Kale grond: meer verdamping

Met name in het zuiden van Spanje leidde het tekort aan water, in combinatie met overbeweiding en bosbranden, tot uitdroging van de grond. 

kale grond: meer verdamping

Gematigde zone

- C klimaat

- Niet bijzonder droog of nat.

- Niet bijzonder warm of koud.

- Vegatatie: loofbomen

 Boreale Zone          

            - D (s, w, f) klimaat

                          - Vegetatie: naaldbomen

-      - Koude winters

Polaire zone

- EF, ET, EH klimaat

- Weinig vegetatie

- Nauwelijks boven 

   0°C

                    Permafrost

Permafrost = Altijd bevroren ondergrond.

Gevolgen smelten permafrost

Voor de bebouwing op de permafrostgebieden is de smelt een ramp. Wanneer het ijs in de grond smelt, wordt de grond instabiel. Water neemt minder volume in dan ijs én is in staat zich te verplaatsen naar lagergelegen gebieden. Hierdoor treden regelmatig verzakkingen van gebouwen op. 

Aan de slag

Alle opdrachten 3.6

Klaar? -> samenvattingen maken

Lesdoelen

analyseren hoe mondiale verschillen in klimaat leiden tot verschillen in vegetatie en landschap; 

beredeneren hoe mensen met verschillende kenmerken van de landschapszones omgaan;

uitleggen hoe geleidelijke overgangen in klimaat leiden tot geleidelijke overgangen in landschap.