Dag 3

                                           Thema 4
eten
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

                                           Thema 4
eten

Slide 1 - Diapositive

drinken
  • door je mond naar binnen
  • je moet slikken
  • komt in je buik
  • werkwoord: ik drink - wij drinken
  • zin: Ik drink elke dag 2 liter water. 
14

Slide 2 - Diapositive

het energiedrankje
  • drank die je energie geeft
  • zit veel suiker in
  • in een blikje
  • de drank - de dranken
  • zin: Als ik moe ben van het sporten, drink ik een energiedrankje.
16

Slide 3 - Diapositive

eten
  • iets in je mond stoppen
  • je moet bijten en slikken
  • komt in je buik
  • werkwoord: ik eet - wij eten 
  • zin: Ik eet graag een appel.
  • zin: Wij eten altijd om 6 uur.
17

Slide 4 - Diapositive

de euro
  • het geld in Nederland / Europa 
  • munten en briefjes
  • de euro - de euro's
  • zin: Een brood kost 2 euro.
  • zin: Ik moet 5 euro betalen.
18

Slide 5 - Diapositive

flink
  • zeer of hard
  • heel erg
  • zin: Een telefoon is flink duur.
  • zin: Het waait en regent flink.
19

Slide 6 - Diapositive

Welke kleur heeft melk?
Kun je het eten of drinken?
14

Slide 7 - Question ouverte

Maak een zin met het werkwoord:
drinken
14

Slide 8 - Question ouverte

Welk woord staat hier?

ejknardeigrene
timer
0:30
16
A
eigenaardig
B
energiedranken
C
energiedrank
D
energiedrankje

Slide 9 - Quiz

17
veel calorieën
weinig calorieën
de cola
 energiedrankjes
patat met
de groente
thee
de appel
patat zonder
bruine
boterham
croissant

Slide 10 - Question de remorquage

Hoe vaak hoor je het woord

eten?
17
Tekst
A
2 keer
B
4 keer
C
3 keer
D
5 keer

Slide 11 - Quiz

Maak een zin met het woord:
euro
18

Slide 12 - Question ouverte

Welke zin betekent hetzelfde?

Het regent en waait flink.
19
A
Het regent en waait heel erg.
B
Het regent en het waait niet.
C
Het regent en waait een beetje.
D
Het regent en het waait hard.

Slide 13 - Quiz