09-02 5.3 Rekenen in alledaagse situaties

5.3 Rekenen in alledaagse situaties
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

5.3 Rekenen in alledaagse situaties

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je op tafel?
- Chromebook -> Lessonup en Getal & Ruimte
- Schrift
- Leerboek
- Potlood/Pen
- REKENMACHINE

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma
- Overzicht week 6
- Lesdoelen 
- Theorie 5.3 Rekenen in alledaagse situaties
- Zelfstandig aan het werk

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Overzicht week 6
Maandag
Zelfstandig
5.3 Rekenen in alledaagse situaties
Dinsdag
Klassikaal
5.4 Percentages
Woensdag
Klassikaal
5.4 Percentages berekenen
Donderdag
Zelfstandig
30 min
Zelfstandig aan het werk

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
Na deze les weet je:
- dat je in praktische situaties niet altijd de afrondregels gebruikt;
- hoe je in een praktische situatie bepaald hoe je moet afronden;
- hoe je grote getallen noteert;
- hoe je berekeningen maakt met grote getallen.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

5.3 Rekenen in alledaagse situaties

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afronden bij praktische situaties 
  • Normale regels voor afronden kunnen in sommige situaties niet worden toegepast
  • Bijvoorbeeld: je hebt 3,80 euro in je portemonnee. Een snicker kost 1 euro per stuk. Hoeveel snickers kun je kopen?
  • 3,80 : 1 = 3,8  
  • Je maar 3 snickers kopen. (Want je hebt nog 20 cent te weinig voor een 4e snicker)

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afronden in praktische situaties.
Staat er bij een opgaven niet waarop je moet afronden, gebruik dan de volgende regels. 

  • Kijk goed naar de situatie waarop je moet afronden. 
  • Als je met geld bezig bent altijd op 2 decimalen afronden. 
  • Bij een contante betaling rond je af op een veelvoud van 5 cent.

Slide 8 - Diapositive

Zijn er nog meer praktische situatie waarbij je altijd weet waarop je moet afronden. 
Jeroen heeft een plank van 2,10 meter. Hoeveel planken van 80 cm kan hij hieruit zagen? (210 : 80 = 2,63)
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Heb je 3,80 Euro's in je portemonnee en je wil snickers van 0,80 per stuk kopen. Hoeveel snickers kun je kopen?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Er wachten 23 mensen op de begane grond voor een lift.
Per keer kunnen er 7 mensen mee. Hoeveel keer moet de lift omhoog om iedereen op de juiste verdieping te krijgen?

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Joep wilt voor sinterklaas graag dobbelen. Hij krijgt 5 euro mee om dobbelstenen te kopen. Een dobbelsteen kost 1,50 per stuk. Hoeveel dobbelstenen kan hij kopen?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Notaties voor grote getallen

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Miljoen
Biljoen
Miljard
Duizend
8000000000000
4000000000
3000
5000000

Slide 15 - Question de remorquage

Leerlingen maak deze sleep vraag.
de vraag is zet het goede getal bij de goede grote. 

Bedenk even voor je zelf als ik 6,2 miljoen als getal heb hoeveel nullen schrijf ik op. 
80 duizend
8 miljoen
0,8 miljoen
8 miljard
8 duizend
80.000
8.000.000
800.000
8.000.000.000
8.000

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf in woorden:
45000
A
vijfenveertighonderd
B
45 duizend
C
450 duizend
D
45 miljoen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf alleen met cijfers:
veertig duizend
A
40000
B
40000000
C
4000
D
4000000

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf in woorden:
38000000000000
A
3,8 biljoen
B
380 miljard
C
38 miljard
D
38 biljoen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf alleen met cijfers:
30 miljard
A
3000000000
B
30000000000
C
30000000000000
D
30000000

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Berekeningen met grote getallen
235 miljoen = 235 000 000

Hoeveel is 235 miljoen x 25?

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Berekeningen met grote getallen
235 miljoen = 235 000 000

Hoeveel is 235 miljoen x 25?
235 000 000 x 25 = ...

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Berekeningen met grote getallen
235 miljoen = 235 000 000

Hoeveel is 235 miljoen x 25?
235 000 000 x 25 = ...
Kan dit sneller? (met minder fout mogelijkheden op de rekenmachine?)

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Berekeningen met grote getallen
235 miljoen = 235 000 000
Hoeveel is 235 miljoen x 25?
235 000 000 x 25 = ...
Kan dit sneller? 
235 x 25 = 5875
dus ...

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Berekeningen met grote getallen
235 miljoen = 235 000 000
Hoeveel is 235 miljoen x 25?
235 000 000 x 25 = ...
Kan dit sneller? 
235 x 25 = 5875
dus 5875 miljoen of
5,875 miljard

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig aan het werk

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
Wat?
5.3: 37, 38, 39, 43, 44
Hoe?
Online
Individueel
Hulp?
- Theorie in boek
- Lessonup
- Docent
Klaar?
Geef een seintje aan de docent

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions