Sinterklaas QUIZZZZ

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
StudielessenPraktijkonderwijsLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

DE GROTE SINTERKLAASQUIZ

Slide 2 - Diapositive

Overleg met je groepje wat het goede antwoord is. Schrijf vervolgens het antwoord van de vraag op het wisbord.

Slide 3 - Diapositive

VRAAG 1
Wanneer is Sinterklaas jarig?

A. 5 december
B. 6 december
C. 7 december
D. 8 december 

Slide 4 - Diapositive

VRAAG 2
In welk land is Sinterklaas geboren?

A. Turkije
B. Italië
C. Spanje
D. Nederland

Slide 5 - Diapositive

VRAAG 3
Wat hoort niet bij Sinterklaas?

A. Suprises
B. TaaiTaai pop
C. Lootjes trekken
D. Barbie pop

Slide 6 - Diapositive

VRAAG 4
Wat is geen zelfstandig naamwoord?


A. Cadeau
B. Sinterklaas
C. Strooien
D. Stoomboot

Slide 7 - Diapositive

VRAAG 5
1 cadeautje weegt 100 gram. 
Hoeveel wegen 10 cadeautjes?

A. 10.000 gram
B. 1 kilo
C. 10 kilo
D. 800 gram

Slide 8 - Diapositive

VRAAG 6
Sint en piet zwaaien naar de kinderen. 
Wat is de persoonsvorm in deze zin?

A. Zwaaien
B. Sint en piet
C. Kinderen
D. De kinderen

Slide 9 - Diapositive

VRAAG 7
Je krijgt 2 minuten de tijd. 

Schrijf zoveel mogelijk woorden op die met Sinterklaas te maken hebben.

Het team met de meeste antwoorden krijgt een punt.

timer
2:00

Slide 10 - Diapositive

VRAAG 8
Hoe oud is Sinterklaas ongeveer?

A. 100 jaar
B. 300 jaar
C. 1000 jaar
D. 1700 jaar

Slide 11 - Diapositive

VRAAG 9
Welke chocoladeletter weegt het meest?

A. De letter W
B. De letter S
C. De letter M
D. Ze wegen allemaal even veel

Slide 12 - Diapositive

VRAAG 10
En we zingen en we springen en we zijn zo blij.
Uit welk sinterklaas liedje komt deze zin?

A. Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht
B. Sinterklaasje bonne bonne bonne
C. Wie komt er alle jaren
D. Zachtjes gaan de paardenvoetjes

Slide 13 - Diapositive

VRAAG 11
Pictionary
 
» Elke team krijgt 1 minuut de tijd.
» 1 teamlid tekent, de anderen raden
» De teams spelen om de beurt
» Het team wat de meeste woorden weet te raden         krijgt een punt.


timer
1:00

Slide 14 - Diapositive

VRAAG 12
In pakjeskamer 1 staan 335 pakjes.
In pakjeskamer 2 staan 258 pakjes.
Hoeveel pakjes staan er in beide kamers?
A. 588
B. 493
C. 593
D. 594

Slide 15 - Diapositive

VRAAG 13
Hoe heet de boot waarmee Sint aankomt?

A. Pakjesboot 10
B. Pakjesboot 11
C. Pakjesboot 12
D. Pakjesboot 13

Slide 16 - Diapositive

VRAAG 14
Wat draagt Sinterklaas niet?

A. Een tabberd
B. Een rode koormantel
C. Een veer
D. Een mijter 

Slide 17 - Diapositive

VRAAG 15
Er zijn 98 pepernoten en 7 kinderen. Eerlijk verdelen, hoeveel krijgt elk kind?

A. 14 pepernoten
B. 10 pepernoten
C. 12 pepernoten
D. 11 pepernoten

Slide 18 - Diapositive

VRAAG 16
Naast kinderen beschermt Sinterklaas ook..?

A. Dieren
B. Zeelieden
C. Planten en bloemen
D. Oude mensen

Slide 19 - Diapositive

VRAAG 17
Sinterklaas gedicht.
» Elk team krijgt 5 minuten de tijd
» Het laatste woord van de zin moet rijmen op het 
   laatste woord van de volgende zin
» Zinnen die niet rijmen tellen niet mee
» Het team met het langste gedicht krijgt een punt


timer
5:00

Slide 20 - Diapositive

VRAAG 18
Naar 30 huizen moeten nog cadeautjes gebracht worden. Er zijn nog 5 pieten. 
Naar hoeveel huizen moet elke piet?
A. 8
B. 7
C. 6
D. 5

Slide 21 - Diapositive

VRAAG 19
Hoe lang is de staf van Sinterklaas ongeveer?
  

A. 180 mm
B. 180 cm
C. 180 dm
D. 180 m

Slide 22 - Diapositive

VRAAG 20
Sint vertrekt om 15.30 uur met zijn boot. De reis duurt ongeveer 40 minuten. 
Hoe laat komt hij aan in de volgende plaats?
A. 4 uur s ’ochtends
B. 4 uur s ’middags
C. 10 over 4 s ‘ochtends
D. 10 over 4 s ‘middags

Slide 23 - Diapositive

VRAAG 21
Sinterklaas wil alle kinderen in Nederland een cadeautje geven. 
Hoeveel kinderen zijn dat ongeveer?
A. 1 miljoen
B. 3,5 miljoen
C. 5 miljoen
D. 6,5 miljoen

Slide 24 - Diapositive

VRAAG 22
Wat kregen de kinderen in de middeleeuwen, wanneer zij goed konden schrijven?
A. Een speculaaspop
B. Pepernoten
C. Een chocoladeletter
D. Een eetbare letter van brood

Slide 25 - Diapositive

VRAAG 23
Er zijn heel veel verschillende pieten. Grapjespiet, uitdeelpiet, strooipiet, enzovoort.
» Elk team krijgt 2 minuten de tijd
» Bedenk zoveel mogelijk verschillende pieten
» Schrijf de namen van de pieten op
» Het team met de langste lijst van pieten krijgt een 
   punt.


timer
2:00

Slide 26 - Diapositive

VRAAG 24
Welke taalpiet heeft gelijk?
A. December schrijf je met een hoofdletter
B. Maandag schrijf je met een hoofdletter
C. Winter schrijf je met een hoofdletter
D. december, maandag en winter schrijf je zonder 
    hoofdletter

Slide 27 - Diapositive

VRAAG 25
Alle strooipieten hebben de zak gevuld. Piet A, B, C en D hebben allemaal iets anders in de hun zak. Welke piet was als enige niet in de war?
A. Taai taai pop, pepernoten, kerstkransjes
B. Chocolademunten, banketstaaf, paaseitjes
C. Kruidnoten, speculaaspop, marsepijn
D. Kauwgom, m&m’s, chips

Slide 28 - Diapositive

VRAAG 26
Snoeppiet koopt voor 17.53 Euro snoepgoed. Hij betaald met een briefje van 20 Euro. 
Hoeveel krijgt hij terug?
A. 2,37 Euro
B. 2,45 Euro
C. 2,47 Euro
D. 2,53 Euro

Slide 29 - Diapositive

VRAAG 27
Ra ra ra wat zoeken we?
Het is een schimmel maar het stinkt niet. Het loopt over daken. Sinterklaas is er dol op.
A. Pepernoten
B. Oh zo snel
C. Zwarte piet
D. Kinderen

Slide 30 - Diapositive

VRAAG 28
Sinterklaasliedjes

» Raad het Sinterklaasliedje
» Het team wat het liedje als eerste
   raad krijgt een punt.


Slide 31 - Diapositive

VRAAG 29
720 pakjes worden verdeeld over 8 pakjesboten. Hoeveel pakjes zitten er in elke boot?
A. 60
B. 70
C. 80
D. 90

Slide 32 - Diapositive

VRAAG 30
De laatste vraag van de Quizzzzzz
Wanneer komt Sinterklaas aan in Nederland?

A. Altijd de eerste zaterdag na Sint Maarten
B. Altijd op 5 december
C. Altijd de eerste zaterdag van december
D. De laatste zaterdag van November

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive