H2.3 Lenen is betalen! (deel 1)

2.3 Lenen is betalen (deel 1)
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

2.3 Lenen is betalen (deel 1)

Slide 1 - Diapositive

Jelte krijgt 1,5% rente over zijn spaargeld. Op 1 januari bedroeg zijn spaargeld €1.500. Hoeveel stond er op 31 december op zijn rekening?
A
€1.725
B
€1.650
C
€1.522,5
D
€1.522,50

Slide 2 - Quiz

Dividend en koerswinst zijn het rendement van
A
een spaarrekening
B
obligaties
C
aandelen

Slide 3 - Quiz

Het minste risico loop ik bij
A
obligaties
B
aandelen

Slide 4 - Quiz

Jelte krijgt 1,5% samengestelde rente over zijn spaargeld. Op 1 januari 2015 bedroeg zijn spaargeld €1.500. Hoeveel stond er op 31 december 2017 op zijn rekening?
A
€2.281,31
B
€1.545,34
C
€1.568,52

Slide 5 - Quiz

2.3 Lenen is betalen (deel 1)
Noteer in je schrift wat de video op de volgende slide te maken heeft met dit hoofdstuk. Gebruik minimaal 20 woorden.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

2.2 Sparen of beleggen (deel 2)
  • Enkelvoudige rente 
  • -> je krijgt rente aan het einde van het jaar uitbetaald
  • Samengestelde rente
  • -> de rente wordt bijgeschreven op je rekening
  • -> het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')
  • Let op! rente op een spaarrekening kan variabel zijn!!

Slide 8 - Diapositive

2.2 Sparen of beleggen (deel 2)
rentepercentage(spaarbedrag+bijgeschreven.rente)=samengestelde.rente
Opgave 17
blz 48

Slide 9 - Diapositive

2.2 Sparen of beleggen (deel 2)
  • Je hebt €2.500 op je spaarrekening. Je krijgt 1,4% rente.
  • Je spaargeld groeit elk jaar met 1,4%
  • Dit kun je berekenen door je spaarbedrag te vermenigvuldigen met 1,014
  • Reken nogmaals uit hoeveel er na 1 en na 2 jaar op je rekening staat
Opgave 17

Slide 10 - Diapositive

2.2 Sparen of beleggen (deel 2)

Slide 11 - Diapositive

2.2 Sparen of beleggen (deel 2)
  • Ipv sparen kun je ook beleggen
  • Je belegt je geld in iets waarvan je verwacht dat de waarde stijgt
  • Het risico is hoger, maar het kan zijn dat je meer verdient met aandelen dan met rente
  • Als het goed gaat met een bedrijf, stijgt de koers van een aandeel en wordt er dividend uitgekeerd
Dividend:
een winstuitkering van een bedrijf aan de houders van aandelen

Slide 12 - Diapositive

2.2 Sparen of beleggen (deel 2)
Opbrengst aandelen:
Dividend, koersstijging (waardestijging) van een deel
Rendement obligaties:
Rente
Rendement
Opbrengst
Rendement spaarrekening:
Rente
Opgave 20
blz 49

Slide 13 - Diapositive

2.3 Lenen is betalen (deel 1)
Deze les:
  • Wat is lenen?
  • Waarom leen je?

Slide 14 - Diapositive

3

Slide 15 - Vidéo

01:31
Let op!
Geldlenen kost geld, je moet altijd meer terugbetalen!

Slide 16 - Diapositive

02:01
2.3 Lenen is betalen (deel 1)
Je kunt om verschillende redenen geld lenen 
Leenmotieven
  • Tijdelijk geldtekort
  • Aankoop van een duurzaam consumptiemiddel
  • Aankoop van een woning (hypotheek)
  • Om een onverwachte tegenvaller op te vangen

Slide 17 - Diapositive

02:52
2.3 Lenen is betalen (deel 1)
Consumptieve kredieten 
Consumptief krediet:
je leent geld voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen
  • Persoonlijke lening
  • Doorlopend krediet
  • Salariskrediet
Je leent een bedrag en betaalt dat terug in een afgesproken aantal termijnen die elke maand gelijk blijven
Je spreekt met de bank af tot welk maximumbedrag je mag lenen, de kredietlimiet. Deze limiet blijft, dus al je weer een bedrag hebt afgelost, kun je weer opnieuw lenen tot deze limiet.
Je mag 'rood' staan tot een afgesproken bedrag. Dit bedrag is afhankelijk van je salaris

Slide 18 - Diapositive

2.3 Lenen is betalen (deel 1)
  • Geld lenen betekent dat je gebruik maakt van geld van een ander
  • Het terugbetalen van dit geld, noem je aflossen
  • Alles wat je meer betaald, dan dat je hebt geleend, noem je kredietkosten

Slide 19 - Diapositive

Aan het werk!

Maken t/m opgave 24

Lezen paragraaf 2.3

Slide 20 - Diapositive