Thema 3 - les 2 - zelfstandig werken

Thema 3 - Mein Alltag
1. Stunde - Selbstständig arbeiten
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Thema 3 - Mein Alltag
1. Stunde - Selbstständig arbeiten

Slide 1 - Diapositive


  • Lernziele
  • An die Arbeit 
Was machen wir heute?

Slide 2 - Diapositive

Lernziele
Ik kan, aan het einde van de les, de zwakke werkwoorden vervoegen.

Ik ken, aan het einde van de les, de weekdagen en de dagdelen in het Duits. 

Slide 3 - Diapositive

Grammatik
Het zwakke werkwoord

Wat weet je nog van de uitleg van net? 

Slide 4 - Diapositive

Hoe maak je de stam van een werkwoord?
A
hele werkwoord + en
B
hele werkwoord - en
C
stam + en
D
stam - en

Slide 5 - Quiz

Zwakke werkwoord: Welke uitgang hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord? Sleep de blauwe vakjes naar de rode.
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
st
t
en
t
en
e

Slide 6 - Question de remorquage

Kies de juiste vorm van het werkwoord.

(laufen) Wir ... durch den Wald.
A
laufen
B
laufst
C
lauft
D
laufe

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

(bestellen) Ich ... eine Pizza.

Slide 8 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

(machen) Er ... am Nachmittag seine Hausaufgaben

Slide 9 - Question ouverte

Kies de juiste vorm van het werkwoord in.

(tanzen) ... du die ganse Nacht?
A
tanze
B
tanzt
C
tanzen
D
tanzst

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord in.

(putzen) Ich ... meine Wohnung.
A
putze
B
putzt
C
putzen

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord in.

(arbeiten) Er ... in der Schule.
A
arbeite
B
arbeitest
C
arbeiten
D
arbeitet

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord in.

(finden) Wie ... du die Schule?
A
finde
B
findest
C
findet
D
finden

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

(duschen) Ich ... jeden Abend.

Slide 14 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

(reisen) Wann ... ihr nach Österreich?

Slide 15 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

(reden) Du ... viel zu viel!

Slide 16 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

(warten) Wie lange ... ihr schon?

Slide 17 - Question ouverte

Wil je de uitleg toch nog een keer zien? 


Kijk dan het filmpje op de volgende dia nog een keer! 

Slide 18 - Diapositive

0

Slide 19 - Vidéo

die Wochentage und Tageszeiten

Slide 20 - Diapositive

Welke dag hoort er tussen? Sleep de juiste dag op het lijntje.
Montag
Freitag
Mittwoch
Donnerstag
Dienstag
Samstag
Sonntag
Mittwoch
Sonntag
Freitag
Samstag
Donnerstag
Montag
Dienstag
__________
__________
__________
__________
__________
__________
__________
Montag
Dienstag
Mittwoch
Donnerstag
Freitag
Sonntag
Samstag

Slide 21 - Question de remorquage

Welke dagen komen ervoor en erna? Schrijf alle 3 de dagen op in het Duits.
... Donnerstag ...

Slide 22 - Question ouverte

Welke dagen komen ervoor en erna? Schrijf alle 3 de dagen op in het Duits.
... Montag ...

Slide 23 - Question ouverte

Welke dagen komen ervoor en erna? Schrijf alle 3 de dagen op in het Duits.
... Freitag ...

Slide 24 - Question ouverte

Welke dagen komen ervoor en erna? Schrijf alle 3 de dagen op in het Duits.
... Sonntag ...

Slide 25 - Question ouverte

Welke dagen komen ervoor en erna? Schrijf alle 3 de dagen op in het Duits.
... Mittwoch ...

Slide 26 - Question ouverte

Welke dagen komen ervoor en erna? Schrijf alle 3 de dagen op in het Duits.
... Samstag ...

Slide 27 - Question ouverte

Welke dagen komen ervoor en erna? Schrijf alle 3 de dagen op in het Duits.
... Dienstag ...

Slide 28 - Question ouverte

Kies de juiste vertalingen. Sleep de blauwe vakjes naar de rode.
de dag
de morgen
de voormiddag
de middag
de namiddag
de avond
de nacht
der Mittag
die Nacht
der Morgen
der Nachmittag
der Abend
der Vormittag
der Tag

Slide 29 - Question de remorquage

Wanneer is welke dag?
overmorgen
morgen
vandaag
gisteren
eergisteren

Slide 30 - Diapositive

Welke dag is het? Kies het juiste antwoord.

Heute ist Dienstag. Welcher Tag war gestern?
A
Montag
B
Mittwoch
C
Donnerstag
D
Sonntag

Slide 31 - Quiz

Welke dag is het? Kies het juiste antwoord?

Heute ist Donnerstag. Welcher Tag ist übermorgen?
A
Mittwoch
B
Freitag
C
Samstag
D
Sonntag

Slide 32 - Quiz

Welke dag is het? Kies het juiste antwoord?

Heute ist Montag. Welcher Tag war vorgestern?
A
Dienstag
B
Mittwoch
C
Samstag
D
Sonntag

Slide 33 - Quiz

Welke dag is het? Kies het juiste antwoord?

Heute ist Sonntag. Welcher Tag ist übermorgen?
A
Montag
B
Dienstag
C
Samstag
D
Freitag

Slide 34 - Quiz

Welke dag is het? Vul het antwoord in het Duits in.

Gestern war Sonntag. Welcher Tag ist heute?

Slide 35 - Question ouverte

Welke dag is het? Vul het antwoord in het Duits in.

Gestern war Dienstag. Welcher Tag ist morgen?

Slide 36 - Question ouverte

Welke dag is het? Vul het antwoord in het Duits in.

Gestern war Mittwoch. Welcher Tag ist übermorgen?

Slide 37 - Question ouverte

Welke dag is het? Vul het antwoord in het Duits in.

Morgen ist Mittwoch. Welchter Tag ist heute?

Slide 38 - Question ouverte

Welke dag is het? Vul het antwoord in het Duits in.

Morgen ist Samstag. Welcher Tag ist übermorgen?

Slide 39 - Question ouverte

Welke dag is het? Vul het antwoord in het Duits in.

Morgen ist Montag. Welcher Tag war vorgestern?

Slide 40 - Question ouverte

Welke dag is het? Vul het antwoord in het Duits in.

Vorgestern war Montag. Welcher Tag ist heute?

Slide 41 - Question ouverte