T1F meewerkend voorwerp - oefeningen

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

meewerkend voorwerp

1. met 'aan' of met 'voor'

2. Verwarring met bijwoordelijke bepaling

3. Kijk altijd naar de betekenis: geeft het zinsdeel een plaats of tijd aan? Dan is het vaak een bijwoordelijke bepaling.

4. Tip: als je 'aan' of 'voor' kunt weglaten of juist toevoegen, is het vaak een meewerkend voorwerp.

Hoe werkt de tip?

Meewerkend voorwerp:

1. Ik schenk het boek aan Frank.

1b. Ik schenk Frank het boek. (je moet de volgorde dus wel een beetje veranderen)

Bijwoordelijke bepaling:

2. Ik schenk aan de lopende band. (betekent: ik schenk heel veel)

2b. Ik schenk (...) de lopende band. (?? Kan niet, of de betekenis verandert.)

Oefeningen

Je krijgt steeds zinnen te zien.
Bij elke zin is de vraag:

Welke woorden vormen het meewerkend voorwerp?

Kies telkens een van de opties (A, B, C of D)

Iedere dag worden aan de ambtenaar veel vragen gesteld.

1. iedere dag
2. aan de ambtenaar
3. veel vragen
4. worden gesteld

De leraar liet de klas de nieuwste Lijsters zien.

1. De leraar
2. de klas
3. de nieuwste Lijsters
4. liet zien

De burgemeester is vanmorgen het eerste exemplaar aangeboden.

1. het eerste exemplaar
2. vanmorgen
3. De burgemeester
4. is aangeboden

Ze hebben de bezoekers bij de opening een leuke verrassing gegeven.

1. bij de opening
2. een leuke verrassing
3. de bezoekers
4. hebben gegeven

Artsen zonder grenzen hebben de slachtoffers medicijnen en dekens uitgedeeld.

1. Artsen zonder grenzen
2. medicijnen en dekens
3. hebben uitgedeeld
4. de slachtoffers

Mijn oma gaf mij een cadeautje.

1. mij
2. een cadeautje
3. Mijn oma
4. gaf

Mijn oma gaf mij een cadeautje voor mijn mooie rapport.

1. een cadeautje
2. voor mijn mooie rapport
3. Mijn oma
4. gaf

De schilders geven de kozijnen een opknapbeurt.

1. een opknapbeurt
2. aan de kozijnen
3. De schilders
4. geven