Voorbereiding PTA periode 1 vmbo-t

Welkom bij Nederlands!

Heb je je pen, boek & schrift erbij?

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!

Heb je je pen, boek & schrift erbij?

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Info
  • Uitleg Spelling PTA
  • Werken
  • Vragen?
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive



Info
Vandaag geef ik uitleg over Spelling voor de PTA-toets voor vmbo-t.

Havo en vwo werken zelfstandig met hulp van de planner.

Ik neem kort alles door. Stel vragen als je ze hebt!


Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Doel


- Je weet wat je bij de PTA-toets moet kunnen.

- Je weet hoe je je gaat voorbereiden.

Slide 4 - Diapositive



PTA-toets
• Werkwoordspelling
• Werkwoordspelling in samengestelde zinnen
• Werkwoordspelling van Engelse werkwoorden

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 5 - Diapositive



PTA-toets
• Bijvoeglijk naamwoord dat afgeleid is van een werkwoord
• Bijvoeglijk naamwoord (ook materiaal en modern materiaal)
• Meervoud van een zelfstandig naamwoord

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 6 - Diapositive



PTA-toets
• Lastige letters: p of pp, r of rr
• Samenstellingen
• Meeste of meesten e.d.
• Citaten
• Komma

Gebruik Blok 6 als herhaling!

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 7 - Diapositive



Vandaag:
• Samenstellingen
• Meeste of meesten e.d.
• Citaten
• Komma


Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 8 - Diapositive

Aan elkaar of los?
Waarom schrijf je samenstellingen aan elkaar?
         Omdat de woorden samen een nieuw woord vormen met een nieuwe 
         betekenis.
Is het één ding? Dan is het één woord!

Slide 9 - Diapositive

Tussenletters -en-

kort samengevat


Het eerste woord heeft altijd een meervoud op -en.


Bijvoorbeeld:

krantenbezorger - kippensoep - rozengeur

Slide 10 - Diapositive

Tussenletter -e-

kort samengevat


Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is.

Het eerste woord heeft een versterkende betekenis.

Het eerste woord heeft meervoud op -en én op -s.


Bijvoorbeeld:

Koninginnedag - apetrots- secondewijzer

Slide 11 - Diapositive

Tussenletter -s-

kort samengevat


De tussenletter -s- kun je meestal horen.

Begint het tweede woord ook met een s- of s-klank, vervang dan het tweede woord om de tussenletter -s- te horen.


Bijvoorbeeld:

meningsverschil - varkensstal / varkensvlees

Slide 12 - Diapositive

Maak een samenstelling van de woorden:
trap + huis

Slide 13 - Question ouverte

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
zonnebril
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 14 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
breedtegraad
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 15 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 16 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
ladekast
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 17 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
bendeleden
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 18 - Quiz

Sommige of Sommigen?

Slide 19 - Diapositive

Beide/beiden zochten naar de juiste woorden.
A
beide
B
beiden

Slide 20 - Quiz

Enkele/enkelen onder ons zijn ontevreden.
A
enkele
B
enkelen

Slide 21 - Quiz

Over het algemeen zijn honden leuk, maar voor sommige/sommigen ben ik bang.
A
sommige
B
sommigen

Slide 22 - Quiz

Sommige voetballers zingen mee, maar de meeste/meesten houden hun mond dicht.
A
meeste
B
meesten

Slide 23 - Quiz

Sommige/sommigen bleven blaffen tot middernacht.
A
sommige
B
sommigen

Slide 24 - Quiz

Citaten
Je wilt opschrijven wat iemand zegt.
Dit kan op twee manieren:
  • Citaat:   Jamie zei:"Morgen ga ik een nieuwe rugtas kopen."
  • Eigen zin:  Jamie zei dat ze morgen een nieuwe rugtas gaat kopen.

Slide 25 - Diapositive

Citaten
Als je een citaat wilt gebruiken, zijn de regels:
  • Aanhalingstekens aan het begin en einde.
  • Begin het citaat met een hoofdletter.
  • Dubbele punt als het citaat in een zin begint.
  • Een punt, vraagteken of uitroepteken komt voor het laatste aanhalingsteken.
  • Onderbroken citaat? Gebruik komma's!

Slide 26 - Diapositive

De dwergen vroegen verbaasd: "Wie heeft er soep voor ons gekookt?“
A
citaat
B
eigen zin

Slide 27 - Quiz

Sneeuwwitje zei dat zij dat had gedaan.



A
citaat
B
eigen zin

Slide 28 - Quiz

De dwergen riepen dat ze er erg blij mee waren.



A
citaat
B
eigen zin

Slide 29 - Quiz


  • Info
  • Uitleg: Schrijven van betoog/meninggevende tekst
  • Werken
  • Vragen?
  • Afsluiting
Komma
  • Tussen twee ww van een ander gezegde;
  • Tussen de delen van een opsomming;
  • Voor signaalwoorden: maar, want, omdat, doordat, tenzij, terwijl, mits, zodat, zodra;
  • Na een naam, aanhef of uitroep;
  • Voor een naam, aanhef of uitroep.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting
voorbeeld
"Wie goed heeft opgelet, weet al wat ik ga vragen."
voorbeeld
"Wil je twee, drie of vier kaartjes bestellen?"
voorbeeld
"Ik blijf thuis, want ik moet nog veel huiswerk maken."
voorbeeld
"Poeh, moet dat allemaal naar boven?"
voorbeeld
"Komt u maar, meneer De Jong."

Slide 30 - Diapositive

Als jij je tas inpakt maak ik alvast het ontbijt klaar.
A
komma tussen maak en ik
B
geen komma
C
komma tussen inpakt en maak

Slide 31 - Quiz

Waarom staat er een komma?
Ik kocht aardbeien, cake en slagroom.
A
twee ww van een ander gezegde
B
bijv. nw. die je van plek kunt wisselen
C
delen van een opsomming
D
voor signaalwoorden

Slide 32 - Quiz

Staat de komma op de juiste plaats?
Rik, ben jij goed in spelling?
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quiz

Je gebruikt een komma na het woordje zoals
A
Juist
B
Niet juist

Slide 34 - Quiz

Doel


- Je kunt citaten juist schrijven.

- Je kunt komma's juist gebruiken.

Slide 35 - Diapositive



Huiswerk
Blok 5, Spelling, opdr. 3, 4, 5, 7 & 8.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 36 - Diapositive

Wat is het meervoud van coupé?
A
coupés
B
coupees
C
coupé's

Slide 37 - Quiz

Wat is het meervoud van amfibie?
A
amfibie's
B
amfibies
C
amfibieën
D
amfibiën

Slide 38 - Quiz

Wat is het meervoud van hyena?
A
hyenaas
B
hyena's
C
hyenas

Slide 39 - Quiz

Wat is het meervoud van tirade?
A
tirades
B
tirade's
C
tiraden

Slide 40 - Quiz

Wat is het meervoud van kiwi?
A
kiwis
B
kiwi's
C
kiwies
D
kiwiën

Slide 41 - Quiz

Wat is het meervoud van symfonie
A
symfonies
B
symfonieën
C
symfoniën
D
symfonie's

Slide 42 - Quiz

Wat is het meervoud van viezerik?
A
viezeriken
B
viezerikken

Slide 43 - Quiz