Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
tienminutenlesje
Schrijven 2F
Toon: formeel vs. informeel
Slide 1 - Diapositive
Programma
lesdoelen (constructive alignment)
zoek de verschillen
uitleg toon
oefenopdracht in tweetallen
tussendoor samen nakijken
Slide 2 - Diapositive
Curriculum
Studenten worden in OP1 en de helft van OP2 voorbereid op het schrijfexamen in februari. Eén van de beoordelingscriteria van het schrijfexamen is ‘afstemming op publiek’.
Wat hebben we al gedaan?
Slide 3 - Diapositive
Lesdoel
Student kan het woordgebruik en toon aanpassen aan het publiek
Student kan formeel en informeel taalgebruik hanteren
Slide 4 - Diapositive
Zoek de verschillen.
Slide 5 - Diapositive
Uitleg toon
Rekening houden met je doelgroep
Taalgebruik hierop afstemmen
Formeel voor mensen die je niet kent of voor mensen die ouder zijn dan jij. Vaak zakelijke teksten. Spreek lezen aan met ‘u’ en toon is beleefd.
Je woordkeus bepaalt de toon van de tekst.
Informeel als je schrijft voor vrienden, bekenden of leeftijdsgenoten. Alledaagse dingen. Spreek je de lezer aan met ‘je’.
Slide 6 - Diapositive
Oefening in tweetallen
3 casussen waarin je een stukje tekst afmaakt en moet kiezen of de toon informeel of formeel moet zijn.
Waar letten we op bij de beoordeling?
De toon past bij het publiek
Passende woorden gekozen
Slide 7 - Diapositive
Situatie 1
Setting: Je bent vrienden met Amy en Elize.
Situatie: Elize heeft jou net huilend opgebeld om te vertellen dat haar relatie met Rick voorbij is. Je stuurt een berichtje naar Amy om het nieuws te delen en je mening te delen over Rick.
Slide 8 - Diapositive
''Hey Amy, Elize belt mij net! Rick heeft het uitgemaakt. Ongelofelijk! Ik denk dat we naar haar toe moeten gaan om d'r te troosten. Wat is Rick toch een ontzettende ...''
Vul aan met 2 à 3 zinnen.
Slide 9 - Question ouverte
Situatie 2
Werksetting: Horeca (bijvoorbeeld een assistent in een restaurant of café).
Situatie: Je hebt de ochtenddienst gedraaid en draagt het werk over aan je collega die de middagdienst doet, maar die staat in de file. Je schrijft het dus maar even op.
Slide 10 - Diapositive
"Goedemiddag, ik heb vanmorgen alles voorbereid voor de lunch. De tafels in het restaurant zijn schoongemaakt en gedekt, en de voorraad broodjes is aangevuld. Ook zijn er al een paar reserveringen voor vanmiddag, namelijk...."
Vul aan met 2 à 3 zinnen.
Slide 11 - Question ouverte
Situatie 3
Werksetting: Bouw (bijvoorbeeld een stagiair op de bouwplaats)
Situatie: Je loopt stage bij een bouwbedrijf en wilt je leidinggevende vragen om een stagevergoeding. Je wilt laten zien dat je hard werkt en dat een vergoeding erg welkom zou zijn.
Slide 12 - Diapositive
''Geachte heer Jansen,
Tijdens mijn stage bij Bouwexpert heb ik met veel plezier aan verschillende projecten gewerkt. Ik heb veel geleerd, zoals het voorbereiden van bouwmaterialen en het ondersteunen van collega’s op de werkplaats. Omdat ik mij volledig inzet en veel uren maak, wil ik graag vragen of er mogelijkheden zijn voor een stagevergoeding.'' ... Vul aan met 2 à 3 zinnen ...
Slide 13 - Question ouverte
Terugblik op lesdoel
Student kan het woordgebruik en toon aanpassen aan het publiek
Student kan formeel en informeel taalgebruik hanteren