4. Vermogen en energie

4. Vermogen en energie
Ga rustig zitten op je plek.
Boek, pen en iPad op tafel.

Startvraag: wanneer ontstaat overbelasting in een groep?
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

4. Vermogen en energie
Ga rustig zitten op je plek.
Boek, pen en iPad op tafel.

Startvraag: wanneer ontstaat overbelasting in een groep?

Slide 1 - Diapositive

Is dit een parallelschakeling of een serieschakeling?
A
Parallel
B
Serie

Slide 2 - Quiz

De spanning in een apparaat meet je in...
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Ohm

Slide 3 - Quiz

Als je in huis meerdere apparaten tegelijk gebruikt, hoe zijn deze dan geschakeld?
A
Parallel
B
In serie

Slide 4 - Quiz

Dit gaan we leren
Paragraaf 1 en 2: basis van schakelingen, elektriciteit in huis.
Deze paragraaf: kijken naar de apparaten die in huis energie verbruiken.

Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met het vermogen van een apparaat.

Je kunt rekenen met spanning, stroomsterkte en vermogen.

Je kunt het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.

Slide 5 - Diapositive

Vermogen geeft aan hoe krachtig een apparaat is. We meten het in Watt.

Vermogen zegt iets over hoeveel energie er per seconde door een apparaat gaat. Het hangt dus af van spanning en van stroomsterkte.

Slide 6 - Diapositive

Formule:
Vermogen = spanning x stroomsterkte
In symbolen:
P = U x I

P = vermogen in Watt
U = spanning in Volt
I = stroomsterkte in Ampère
Welke stroomsterkte
hoort er bij dit lampje?

Slide 7 - Diapositive

De ideale uitwerking
Gegevens:
Spanning U = 220 Volt
Vermogen P = 15 Watt
Gevraagd: stroomsterkte I in Ampère
Formule: P = U x I
In dit geval schrijven we die als: I = P / U
Invullen/Rekenen: I = 15 / 220 = 0,068
Eenheid: Ampère, dus: 0,068 A (of: 68 milli-Ampère)

Slide 8 - Diapositive

Oefenopgave
Voor een zaklamp gebruik je een lampje waarop 2,2 V en 50 mA staat. Je sluit het lampje aan op de juiste spanning. Hoe groot is het vermogen van deze lamp?
1. Noteer je gegevens en het gevraagde (let op de eenheden!)
2. Bepaal welke formule hierbij hoort
3. Formule invullen
4. Berekenen en checken of dit antwoord logisch is
5. Eenheid noteren
timer
2:00

Slide 9 - Diapositive

In huis wordt verbruikte energie gemeten in kWh (kilowattuur).
Je kan het energieverbruik berekenen met de formule:
Verbruik = vermogen x tijd
E = P x t
E = verbruik in kWh
P = vermogen in kilowatt
t = tijd in uur

Slide 10 - Diapositive

E - Twee lampen van 6 V en 0,5 A staan aan. Bereken het totale vermogen in Watt.

 - Op een avond branden van 19:00 tot 22:00 4 lampen van 100 watt, en een TV van 250 watt.​ De energieprijs is €0,25 per kWh.
Bereken het energieverbruik op die avond. Bereken ook hoeveel die energie je kost.
1. Noteer je gegevens en het gevraagde (let op de eenheden!)
2. Bepaal welke formule hierbij hoort
3. Formule invullen
4. Berekenen en checken of dit antwoord logisch is
5. Eenheid noteren
timer
4:00

Slide 11 - Diapositive

Dit doen we nu:
Beide vragen zelf opgelost?
-> Maken opgaven paragraaf 1.3, 4 t/m 11.

Moeite met de lastige vraag?
-> Meedoen met de uitwerking in stappen, opgaven 2 t/m 8.

Moeite met beide vragen?
-> Meedoen met uitwerking, daarna opgaven 1 t/m 6.

Slide 12 - Diapositive

Op een avond branden van 19:00 tot 22:00 4 lampen van 100 watt, en een TV van 250 watt.​ De energieprijs is €0,25 per kWh.
Bereken het energieverbruik op die avond. Bereken ook hoeveel die energie je kost.

Tijd t = 3 uur
Vermogen P = 650 watt = 0,65 kW
Gevraagd: verbruik E in kWh.
1. Noteer je gegevens en het gevraagde (let op de eenheden!)
2. Bepaal welke formule hierbij hoort
3. Formule invullen
4. Berekenen en checken of dit antwoord logisch is
5. Eenheid noteren

Slide 13 - Diapositive

Op een avond branden van 19:00 tot 22:00 4 lampen van 100 watt, en een TV van 250 watt.​ De energieprijs is €0,25 per kWh.
Bereken het energieverbruik op die avond. Bereken ook hoeveel die energie je kost.

Formule: E = P x t
Daarin is E in kWh, P in kW, en t in uren.
1. Noteer je gegevens en het gevraagde (let op de eenheden!)
2. Bepaal welke formule hierbij hoort
3. Formule invullen
4. Berekenen en checken of dit antwoord logisch is
5. Eenheid noteren

Slide 14 - Diapositive

Op een avond branden van 19:00 tot 22:00 4 lampen van 100 watt, en een TV van 250 watt.​ De energieprijs is €0,25 per kWh.

Bereken het energieverbruik op die avond. Bereken ook hoeveel die energie je kost.

E = P x t
E = 0,65 kW x 3 uur
1. Noteer je gegevens en het gevraagde (let op de eenheden!)
2. Bepaal welke formule hierbij hoort
3. Formule invullen
4. Berekenen en checken of dit antwoord logisch is
5. Eenheid noteren

Slide 15 - Diapositive

Op een avond branden van 19:00 tot 22:00 4 lampen van 100 watt, en een TV van 250 watt.​ De energieprijs is €0,25 per kWh.

Bereken het energieverbruik op die avond. Bereken ook hoeveel die energie je kost.

0,65 x 3 = 1,95
1. Noteer je gegevens en het gevraagde (let op de eenheden!)
2. Bepaal welke formule hierbij hoort
3. Formule invullen
4. Berekenen en checken of dit antwoord logisch is
5. Eenheid noteren

Slide 16 - Diapositive

Op een avond branden van 19:00 tot 22:00 4 lampen van 100 watt, en een TV van 250 watt.​ De energieprijs is €0,25 per kWh.

Bereken het energieverbruik op die avond. Bereken ook hoeveel die energie je kost.

0,65 x 3 = 1,95 kWh
Het verbruik kost je
1,95 kWh x € 0,25 = € 0,49
1. Noteer je gegevens en het gevraagde (let op de eenheden!)
2. Bepaal welke formule hierbij hoort
3. Formule invullen
4. Berekenen en checken of dit antwoord logisch is
5. Eenheid noteren

Slide 17 - Diapositive

Dit doen we nu:
Beide vragen zelf opgelost?
-> Maken opgaven paragraaf 1.3, 4 t/m 11. Klaar? Paragraaf 1.4.
Moeite met de lastige vraag?
-> Meedoen met de uitwerking in stappen, opgaven 2 t/m 8. Klaar? Probeer ook opdracht 11.
Moeite met beide vragen?
-> Meedoen met uitwerking, daarna opgaven 1 t/m 6. Klaar? Probeer ook opdracht 7 en 8.

Slide 18 - Diapositive

Samengevat:
- Het vermogen geeft aan hoeveel energie een apparaat per seconde verbruikt (hoe krachtig het apparaat is)
- Je berekent het met de formule P = U x I
- Je energieverbruik in huis wordt gemeten in kilowattuur
- Je berekent het met de formule E = P x t, met P in kilowatt en t in uur.

Slide 19 - Diapositive