Hoofdstuk 3: Levensvragen en antwoorden

• Levensbeschouwing
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 3: Levensvragen en antwoorden

Leerdoelen: zie blz. 20

Levensvragen

Wat staat bij de levensboom symbool voor de levensvragen? - Wortels

- Stam

- Bladeren / takken

Zakelijke vragen	Levensvragen
- Vragen naar feiten	- Vragen naar meningen
- Hebben meestal een duidelijk antwoord	- Geen duidelijk antwoord omdat het antwoord een mening is / verschilt per persoon.
- Hoeven niet zo belangrijk te zijn.	- Gaan over dingen die jij belangrijk vindt.

Nu kan je leerdoel 1 en 2 bereiken (staan op blz. 20)

We gaan nu oefening 10/11/12 op blz. 23 samen maken.

Oefening 13 (op blz. 24)doe je als huiswerk tegen de volgende les.

6 groepen levensvragen

• 1. Wat is belangrijk in het leven?
• 2. Wie is de mens? 
• 3. Hoe leven mensen met elkaar samen?
• 4. Wat is de betekenis van lijden?
• 5. Wat is de betekenis van de dood?
• 6. Wat is natuur?

1. Wat is belangrijk in het leven?

Vragen die te maken hebben met wat we belangrijk vinden, waar we waarde aan hechten.

Bv:

- Zijn mijn vrienden belangrijker dan mijn ouders?

2. Wie is de mens? 

Vragen die te maken hebben met het karakter of de persoonlijkheid van mensen in het algemeen of van jou zelf.

Bv:

- Waarom reageer ik soms zo boos naar mijn broertje terwijl hij eigenlijk niets verkeerds heeft gedaan?

3. Hoe leven mensen met elkaar samen?

Vragen die te maken hebben met hoe mensen met elkaar omgaan. In de wereld, in de maatschappij, in de klas, in het gezin,.....

Bv:

- Is de strijd tussen Israël en Palestina eerlijk?

4. Wat is de betekenis van lijden?

Vragen die te maken hebben met hoe mensen omgaan met lijden, verdriet, pijn. 

Bv:

- Heb ik het pesten van vroeger eigenlijk al helemaal verwerkt?

5. Wat is de betekenis van de dood?

Vragen die te maken hebben met hoe mensen omgaan met de dood en hoe wij daarover nadenken. 

Bv:

- Zou de hemel echt bestaan?

6. Wat is natuur?

Vragen die te maken hebben met hoe mensen omgaan met de natuur en hoe je zorg draagt voor de natuur. 

Bv:

- Zijn dieren nu gelukkig in dierentuinen of zouden die eigenlijk niet meer mogen bestaan?

Nu gaan we oefening 14 op blz. 26 samen maken. Eerst goed de opdracht lezen!

Je mag nu oefening 15 op blz. 27 met je buur maken.